ECLI:NL:RBZWB:2022:185
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Tussenuitspraak
- Rechtspraak.nl
Tussenuitspraak inzake verwijzingsverzoek in belastingzaak met medeplegersboete
Op 19 januari 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een tussenuitspraak gedaan in een belastingrechtelijke zaak. De zaak betreft een beroep dat door de belanghebbende is ingesteld bij de rechtbank 's-Gravenhage, waarbij een medeplegersboete was opgelegd. De inspecteur van de Belastingdienst verzocht om de behandeling van deze zaak te verwijzen naar de rechtbank Zeeland-West-Brabant, omdat er sterke samenhang is met andere aanhangige zaken van een beboete belastingplichtige. De rechtbank 's-Gravenhage stemde in met deze verwijzing, maar de belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze gang van zaken, omdat zij niet op de hoogte was gesteld van het verwijzingsverzoek en niet in de gelegenheid was gesteld om hierop te reageren.
De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft in haar uitspraak aangegeven dat zij de verwijzingsbeslissing van de rechtbank 's-Gravenhage niet kan toetsen, omdat de Algemene wet bestuursrecht (Awb) hiervoor geen grond biedt. De rechtbank heeft de verzoeken van de belanghebbende om terugverwijzing naar de rechtbank 's-Gravenhage opgevat als een zelfstandig verwijzingsverzoek op grond van artikel 8:13 van de Awb.
De rechtbank oordeelt dat de beroepszaken van de beboete belastingplichtige en de medepleger samenhang vertonen, waardoor behandeling door dezelfde rechtbank doelmatig is. De rechtbank weegt hierbij zowel administratieve als inhoudelijke aspecten mee. De argumenten van de belanghebbende dat behandeling door dezelfde rechtbank niet in haar belang is, worden door de rechtbank verworpen. De rechtbank concludeert dat de zaak door haarzelf behandeld zal worden, en dat tegen deze tussenuitspraak geen rechtsmiddel openstaat, maar dat dit kan in het kader van een rechtsmiddel tegen de einduitspraak.