ECLI:NL:RBZWB:2022:1815

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 maart 2022
Publicatiedatum
7 april 2022
Zaaknummer
C/02/395447/JE RK 22-407 C/02/395878/JE RK 22-500
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing van een minderjarige met verzoek tot vervanging van de gecertificeerde instelling

Op 23 maart 2022 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige zich gedurende de ondertoezichtstelling niet positief heeft ontwikkeld en dat haar ontwikkelingsbedreiging niet is verminderd. De kinderrechter heeft de gecertificeerde instelling (GI) aangespoord om voortvarend te werk te gaan en heeft specifieke opdrachten gegeven om een geschikte woonplek voor de minderjarige te vinden. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing met drie maanden verlengd, maar het resterende deel van het verzoek tot verlenging van de machtiging is afgewezen. Tevens is het verzoek van de bijzondere curator tot vervanging van de GI aangehouden, omdat nog niet duidelijk was welke GI bereid was om de ondertoezichtstelling over te nemen. De kinderrechter heeft benadrukt dat de GI in de toekomst tijdig verzoeken moet indienen en dat de belangen van de minderjarige voorop moeten staan. De kinderrechter heeft de bijzondere curator opnieuw benoemd om de belangen van de minderjarige te vertegenwoordigen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Zaakgegevens : C/02/395447 / JE RK 22-407
: C/02/395878 / JE RK 22-500
datum uitspraak: 23 maart 2022
beschikking verlenging ondertoezichtstelling, verlenging machtiging uithuisplaatsing en verzoek vervanging GI
in de zaak van
[naam], hierna te noemen de gecertificeerde instelling (de GI),
gevestigd te [plaats 1] ,
verzoekster in de zaak met kenmerk: C/02/395447 / JE RK 22-407,
belanghebbende in de zaak met kenmerk: C/02/395878 / JE RK 22-500,
en
mr. C.E.J.E. KOUIJZER, in haar hoedanigheid van bijzondere curator van de hierna nader te noemen [minderjarige] , hierna te noemen de bijzondere curator,
gevestigd te Middelburg,
verzoekster in de zaak met kenmerk: C/02/395878 / JE RK 22-500,
belanghebbende in de zaak met kenmerk: C/02/395447 / JE RK 22-407,
betreffende
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2005 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige] , vertegenwoordigd door de bijzondere curator.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[minderjarige] , voornoemd,

[naam] , hierna te noemen de moeder,

wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. M.V. de Nooijer te Middelburg.
De kinderrechter merkt als informant aan:

[naam] ,

medewerker van de [woongroep] te [plaats 2] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
In de zaak met kenmerk C/02/395447 / JE RK 22-407:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI gedateerd 10 maart 2022, ingekomen bij de griffie op 9 maart 2022;
- de brief met bijlagen van mr. de Nooijer van 15 maart 2022;
- de brief met bijlagen van de GI van 18 maart 2022.
In de zaak met kenmerk C/02/395878 / JE RK 22-500:
- het verzoekschrift met bijlagen van de bijzondere curator van 22 maart 2022, ingekomen bij de griffie op 23 maart 2022.
Op 23 maart 2022 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Gehoord is:
- de [minderjarige] , die apart is gehoord, bijgestaan door de bijzondere curator,
- de moeder, bijgestaan door mr. de Nooijer,
- de bijzondere curator,
- een tweetal vertegenwoordigsters van de GI.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
Bij beschikking van 2 april 2021 is [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI en is ten aanzien van [minderjarige] een machtiging tot uithuisplaatsing verleend in een netwerkpleeggezin, namelijk de grootouders van moederszijde. Bij beschikking van 24 september 2021 zijn de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd met ingang van 2 oktober 2021 en tot 2 april 2022.
Bij beschikking van 14 januari 2022 heeft de kinderrechter een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verleend, met ingang van 14 januari 2022 en tot 2 april 2022.
Bij beschikking van 26 januari 2022 heeft de rechtbank een bijzondere curator over [minderjarige] benoemd om [minderjarige] in en buiten rechte te vertegenwoordigen en om te onderzoeken en de rechtbank te informeren over welke verblijfplaats van [minderjarige] het meest in haar belang is.
Bij beschikking van 22 februari 2022 heeft de kinderrechter een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verleend met ingang van 22 februari 2022 en tot 8 maart 2022. Bij beschikking van 4 maart 2022 is een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verleend met ingang van 8 maart 2022 en tot 2 april 2022.
Gelet daarop verblijft [minderjarige] momenteel in de [woongroep] te [plaats 2] .

De verzoeken

In de zaak met kenmerk C/02/395447 / JE RK 22-407:
De GI heeft verzocht, uitvoerbaar bij voorraad, de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar.
In de zaak met kenmerk C/02/395878 / JE RK 22-500:
De bijzondere curator heeft verzocht de [GI] , te vervangen door een andere GI waarbij zij de voorkeur uitspreekt voor [naam GI] dan wel de [naam GI] .

De standpunten

In haar gesprek met de kinderrechter heeft [minderjarige] benadrukt dat zij absoluut niet in de woongroep in [plaats 2] wil blijven. Zij wil daar niet naar teruggaan. Een andere bewoonster daar doet heel vervelend tegen haar en pest haar en dat maakt het verblijf op de woongroep voor haar heel zwaar.
De bijzondere curator heeft toegelicht dat het van belang is dat de GI snel gewijzigd wordt. Zij heeft daarom een verzoek in dat verband ingediend, hoewel zij niet meer de tijd had om bij GI’s te informeren naar de beschikbaarheid. De [naam GI] zou in deze zaak geschikt zijn omdat die meer tijd heeft voor ouders en kinderen. De bijzondere curator heeft benadrukt dat het van belang is dat er door de GI voortvarend te werk wordt gegaan. Door de stroperigheid vanuit de huidige GI vanwege alle overleggen zijn er drie weken verloren gegaan. [minderjarige] heeft niet de tijd om daar nog een paar maanden op te wachten. Zij is aan het einde van haar latijn. In dat kader heeft de bijzondere curator nog benoemd dat er door de GI nu vrij star wordt omgegaan met verzoeken om [minderjarige] bij haar moeder te laten verblijven voorafgaand aan een zitting of een intake of om haar een adempauze te gunnen. Voor de moeder is het heel lastig om [minderjarige] in [plaats 2] op te zoeken en [minderjarige] is nu niet in de gelegenheid om haar moeder en haar hondje te zien. Afgelopen februari heeft [minderjarige] nog tien dagen bij de moeder doorgebracht en dat is goed verlopen, dit soort langere rustpauzes zijn voor [minderjarige] heel belangrijk. Verder heeft de bijzondere curator benadrukt dat het voor [minderjarige] van belang is dat er duidelijkheid is. Zij wil weg bij de woongroep en zij had daarvoor vandaag haar spullen al ingepakt ondanks dat tegen haar gezegd is dat de huidige machtiging nog enkele dagen doorloopt. [minderjarige] wil naar begeleid wonen waarbij zij als tussenstap naar de moeder wil gaan, die stap is door de GI echter nog niet onderzocht. De bijzondere curator vreest dat het helemaal afwezig zijn van een GI de beschikbaarheid van een geschikte plek niet zal bespoedigen en heeft daarom verzocht het verzoek ten aanzien van de ondertoezichtstelling toe te wijzen. Ten aanzien van de machtiging tot uithuisplaatsing heeft de bijzondere curator de wens van [minderjarige] naar voren gebracht om deze machtiging af te wijzen. De bijzondere curator heeft daarnaast verzocht om, in het geval de rechtbank de machtiging verleent, dat slechts voor korte duur te doen zodat de GI gedwongen wordt om ermee aan de slag te gaan.
Namens de GI is verklaard dat de uitvoering van de ondertoezichtstelling spaak loopt. De GI ziet geen mogelijkheid om aan de ondertoezichtstelling goed uitvoering te geven en kan zich daarom vinden in het verzoek om de GI te wijzigen. De GI heeft benadrukt dat het van belang is dat de GI zo snel mogelijk wordt gewijzigd. De GI was niet meer in de gelegenheid om te informeren bij andere GI’s, maar heeft toegezegd dat zij de GI’s daarover de dag na de mondelinge behandeling kan bellen. De GI weet niet hoe de ondertoezichtstelling op lange termijn zou moeten worden uitgevoerd, omdat er andere ideeën bestaan over de uitvoering. Voor de korte termijn vindt de GI het nodig dat [minderjarige] in [plaats 2] blijft en dat duidelijk wordt wat zij nodig heeft mede gelet op haar persoonlijke problematiek. Het is belangrijk dat er een plek gevonden wordt waar ze tot rust komt en zich kan ontwikkelen. De beslissing over die plek is een breed besluit waar de gedragsdeskundigen ook over moeten meedenken.
Namens de moeder is aangevoerd dat er een aantal formele bezwaren zijn als gevolg waarvan de verzoeken van de GI reeds zouden moeten worden afgewezen. Het verzoekschrift is vijf weken te laat ingediend waarbij de GI heeft nagelaten de moeder een afschrift van het verzoek te verstrekken. Verder is in het petitum onvoldoende specifiek aangegeven voor welke accommodatie de machtiging tot uithuisplaatsing wordt verzocht. Ook is de actuele beschikking van de machtiging tot uithuisplaatsing niet bij het verzoekschrift toegevoegd. Verder is het verzoek niet met [minderjarige] besproken. Daarnaast heeft de GI de stukken van 18 maart 2022 niet tijdig ingediend. Verder is namens de moeder aangevoerd dat ook op inhoudelijke gronden de verzoeken van de GI zouden moeten worden afgewezen. De verzoeken bevatten verouderde informatie. De ontwikkelingen zoals die bij de laatste zitting aan de orde zijn geweest, zijn niet in het verzoek meegenomen. Daarnaast worden in de stukken een aantal zaken over de moeder gesteld die niet juist zijn. Zo wordt gesteld dat de moeder hulpverlening niet accepteert terwijl het tegendeel is gebleken. Verder wordt bij de moeder bepaalde psychische problematiek geconstateerd terwijl dat niet onderbouwd is. De GI is niet aan de slag gegaan met de vorige beschikking van de rechtbank terwijl die voldoende helder was in haar opdracht aan de GI. Daarnaast geeft [minderjarige] duidelijk aan dat zij ongelukkig is op de woongroep. Een tijdelijk verblijf bij de moeder in afwachting van een plek op de woongroep zou in haar belang zijn. Het is nu alleen onduidelijk of er voor [minderjarige] een geschikte plek is bij een vorm van begeleid wonen of beschermd wonen zoals Gors omdat de GI geen toestemming geeft voor een intake. Daardoor kan er vanuit het begeleid of beschermd wonen ook niet worden ingeschat wat de beschikbaarheid voor [minderjarige] is. Alle inspanningen die de moeder heeft gedaan om voor [minderjarige] op dat vlak hulpverlening te regelen zijn door de GI terzijde geschoven. De moeder heeft vastgesteld dat de betrokkenheid van de GI geen toegevoegde waarde voor [minderjarige] heeft gehad en verzoekt daarom om beide verzoeken van de GI af te wijzen. Subsidiair heeft zij ingestemd met het verzoek van de bijzondere curator om de GI te vervangen. Zij heeft zich gerefereerd ten aanzien van de vraag of de beslissing op dit verzoek zou moeten worden aangehouden in afwachting van het vinden van een beschikbare GI.
De heer [naam] heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat hij [minderjarige] op de groep niet veel ziet. Zij is veel op haar kamer en probeert de contacten te ontwijken. Vooral de laatste dagen is ze heel gespannen. De relatie van [minderjarige] met de andere bewoonster vindt hij lastig te beoordelen, [minderjarige] zoekt haar ook wel op, maar hij kan niet goed inschatten of [minderjarige] in staat is om weerstand tegen haar te bieden. Hij ziet niet dat het met [minderjarige] slechter gaat terwijl zij op de groep is, maar hij weet niet hoe het daarvoor ging.

De beoordeling

Beoordeling van formele bezwaren

Namens de moeder zijn een aantal procesrechtelijke bezwaren naar voren gebracht tegen de verzoeken van de GI. Zij vraagt daarom reeds deze verzoeken af te wijzen. De kinderrechter passeert deze bezwaren en zal de verzoeken van de GI op inhoudelijke gronden beoordelen. Ten aanzien van de termijnoverschrijding overweegt de kinderrechter in dat verband nog specifiek dat de moeder heeft erop gewezen dat de verzoeken van de GI vijf weken te laat zijn ingediend. De kinderrechter stelt vast dat beide machtigingen zijn afgegeven tot 2 april 2022. Gelet daarop hadden verlengingsverzoeken uiterlijk vrijdag 4 februari 2022 moeten worden ingediend conform het procesreglement. Nu de verzoeken op 9 maart 2022 zijn ingekomen is er sprake van een aanzienlijke termijnoverschrijding. Ten aanzien van het verzoek tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing overweegt de kinderrechter dat de actuele beschikking ten aanzien van de uithuisplaatsing dateert van 4 maart 2022. De kinderrechter kan de termijnoverschrijding van de GI ten aanzien van dit verzoek daarom begrijpen. Ten aanzien van het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling begrijpt de kinderrechter de termijnoverschrijding niet. De kinderrechter acht het echter niet in het belang van [minderjarige] dat deze termijnoverschrijding een inhoudelijke beoordeling van het verzoek van de GI in de weg staat. Desondanks benadrukt de kinderrechter het belang van een tijdige indiening van verzoeken door de GI. Met een aanzienlijke termijnoverschrijding riskeert de GI dat voor de behandeling van haar verzoeken geen zittingscapaciteit beschikbaar is. De GI zet hiermee andere procesactoren onder druk omdat de kinderrechter vanuit het belang van kinderen zal trachten te voorkomen dat een verzoek ten aanzien van hen om niet-inhoudelijke gronden wordt afgewezen waardoor het zittingsrooster extra wordt belast en belanghebbenden in hun tijd worden beperkt om zich op verzoeken van de GI voor te bereiden. De GI creëert hiermee een onwenselijke situatie en de kinderrechter verwacht van de GI dat zij in de toekomst haar uiterste best zal doen om dergelijke termijnoverschrijdingen te voorkomen. In het geval een termijnoverschrijding voor de GI onafwendbaar is dan verwacht de kinderrechter dat zij dat tijdig communiceert met andere belanghebbenden zoals de moeder en dat zij er dan ten minste zelf zorg voor draagt dat de moeder de verzoeken van de GI op een zo kort mogelijke termijn ontvangt. Overigens merkt de kinderrechter nog op dat het verzoek van de bijzondere curator eveneens buiten de termijn is ingediend, aangezien dit verzoek pas bij de griffie is ingekomen op de dag van de mondelinge behandeling, maar hij stelt vast dat alle belanghebbenden hebben verklaard dat zij er geen bezwaar tegen hebben als dit verzoek inhoudelijk wordt behandeld.
Met betrekking tot het procesrechtelijke bezwaar van de moeder tegen de stukken die door de GI op 18 maart 2022 zijn ingebracht, beslist de kinderrechter ten slotte dat hij deze stukken bij de inhoudelijke beoordeling zal meenemen nu de termijn van drie werkdagen voorafgaand aan de mondelinge behandeling niet overschreden is. Bovendien acht hij het in het belang van [minderjarige] dat hij de rapportage van de GI over de laatste stand van zaken kan meenemen in zijn beoordeling van de verzoeken. Wel merkt de kinderrechter op dat de stukken van de GI digitaal zijn ingekomen bij de griffie van de rechtbank om 16.40 uur op vrijdagmiddag 18 maart 2022. Dit tijdstip betekent dat weliswaar aan de letter van het procesreglement is voldaan, maar dat belanghebbenden en de kinderrechter feitelijk slecht zeer kort de tijd hebben gehad om deze informatie tot zich te nemen. De kinderrechter verwacht dat de GI ook op dit punt zich zal inspannen om stukken tijdiger in te dienen.

Wettelijk kader

Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
Op grond van artikel 1:265c lid 2 BW kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:265b lid 1 BW is voldaan, de duur van de machtiging uithuisplaatsing telkens verlengen met ten hoogste een jaar.

Inhoudelijke beoordeling

De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling verlengen voor de duur van drie maanden onder aanhouding van het resterende deel van het verzoek van de GI. Daarnaast zal de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing verlengen voor de duur van drie maanden waarbij hij het resterende deel van dit verzoek van de GI afwijst. Zijn beslissing op het verzoek van de bijzondere curator tot vervanging van de GI zal de kinderrechter aanhouden.
Allereerst overweegt de kinderrechter ten aanzien van het verzoek van de bijzondere curator dat hij op dit verzoek nog niet kan beslissen omdat het verzoek niet toegespitst is op een specifieke GI aangezien nog niet duidelijk is welke GI bereid is om de ondertoezichtstelling uit te voeren. Nu de GI heeft aangegeven dat zij het belang ziet van een vervanging van de GI op korte termijn en heeft aangegeven dat zij reeds op de dag na de mondelinge behandeling zal informeren naar de beschikbaarheid bij andere GI’s verwacht de kinderrechter dat op zeer korte termijn duidelijk zal worden welke GI bereid is om de uitvoering van de ondertoezichtstelling over te nemen. Hoewel het verzoek van de bijzondere curator afkomstig is, ziet de kinderrechter hierin een belangrijke taak van de GI op korte termijn omdat hij verwacht dat de volle inzet van de GI op dit punt zal helpen om de gang van zaken te bespoedigen. Dat is in het belang van [minderjarige] . Aangezien de kinderrechter op dit moment niet kan beslissen op het verzoek van de bijzondere curator zal hij het verzoek aanhouden tot de hierna te noemen mondelinge behandeling. De kinderrechter overweegt daarbij dat, aangezien alle belanghebbenden hebben verklaard dat zij instemmen met dit verzoek (in het geval de ondertoezichtstelling verlengd zou worden), hij ook zoveel eerder schriftelijk op het verzoek kan beslissen als het verzoek wordt toegespitst op de beoogde GI waarbij de beoogde GI eveneens een schriftelijke bereidverklaring moet hebben overgelegd.
Ten aanzien van de ondertoezichtstelling overweegt de kinderrechter verder dat in de afgelopen periode te weinig ontwikkelingen zijn geweest in het belang van [minderjarige] . De kinderrechter stelt vast dat de ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] gedurende de ondertoezichtstelling niet is verminderd en mogelijk zelfs is toegenomen. De kinderrechter overweegt dat hij in de gesprekken die hij met [minderjarige] heeft gehad een sterke negatieve ontwikkeling bij haar waarneemt waarbij zij in toenemende mate emotioneel is en laat merken dat haar leven voor haar steeds moeilijker verloopt. Deze ontwikkeling baart de kinderrechter grote zorgen. De kinderrechter stelt vast dat [minderjarige] in korte tijd een aantal wijzigingen van opvoedsystemen te verwerken heeft gehad waarbij het [minderjarige] aan rust en stabiliteit heeft ontbroken. Het verwerken van deze veranderingen en het omgaan met haar huidige situatie staan bij [minderjarige] op de voorgrond waardoor zij zich op andere vlakken niet heeft kunnen ontwikkelen. De kinderrechter overweegt verder dat hij begrijpt dat de GI een bepaalde werkwijze hanteert waarin zij besluiten zorgvuldig moet kunnen nemen, maar dat hij vaststelt dat de opdrachten van de kinderrechter uit de vorige beschikking van 4 maart 2022 onvoldoende voortvarend zijn uitgevoerd. Verder heeft de kinderrechter bij de GI geen plan gezien om de ondertoezichtstelling op langere termijn uit te voeren. De kinderrechter plaatst dit gegeven in de context van de instemming van de GI met het verzoek van de bijzondere curator, maar dat betekent wel dat de kinderrechter nu niet kan instemmen met het verlengen van de ondertoezichtstelling voor langere termijn. De kinderrechter verwacht verder van de GI dat zij in de aankomende periode, zolang zij nog als betrokken GI de ondertoezichtstelling uitvoert, ook de verantwoordelijkheid voor die uitvoering op zich neemt. Dat betekent dat de GI met alle voortvarendheid aan de slag moet gaan met de opdrachten van de kinderrechter uit de vorige beschikking. Concreet verwacht de kinderrechter van de GI het volgende:
  • dat zij [minderjarige] aanmeldt bij een voorziening voor begeleid of beschermd wonen. De kinderrechter begrijpt het standpunt van de GI dat het lastig kan zijn om te bepalen welke voorziening voor [minderjarige] het meest geschikt is, maar hij verwacht van de GI dat zij in elk geval ervoor zorgt dat [minderjarige] bij, op voorhand geschikt lijkende voorzieningen zoals (maar niet gelimiteerd tot) Gors, kan deelnemen aan een intake in het geval de instellingen deze intake nodig achten om ten aanzien van [minderjarige] te beoordelen of en op welke termijn zij bij die instelling terecht kan. De kinderrechter verwacht op dit punt dat in elk geval bij de volgende mondelinge behandeling duidelijk is: (1) welke voorzieningen [minderjarige] kunnen opnemen en (2) op welke termijn deze voorzieningen [minderjarige] kunnen opnemen;
  • in het kader van de termijn waarop voorzieningen [minderjarige] kunnen opnemen, verwacht de kinderrechter dat de GI onderzoekt of een
  • verder verwacht de kinderrechter dat de GI concrete stappen zet om te onderzoeken wie de mentor voor [minderjarige] zou kunnen zijn, namelijk in de vorm (vergelijkbaar met die) van een JIM (Jouw Ingebrachte Mentor). De kinderrechter bedoelt hiermee een mentor die gedurende meerdere jaren beschikbaar is voor [minderjarige] , ongeacht waar ze woont of verblijft, en op wie ze terug kan vallen. Een dergelijke mentor kan een professional zijn, maar ook iemand vanuit het netwerk. Het is dus niet de bedoeling dat een dergelijke mentor verbonden is aan de woongroep in [plaats 2] als dat betekent dat [minderjarige] die mentor zou kwijtraken als zij daar weer zou vertrekken. In dat verband verwacht de kinderrechter ook van de GI dat zij suggesties van de moeder ten aanzien van de mentor serieus onderzoekt.
De kinderrechter verwacht van de GI dat zij ongeacht de beschikbaarheid van een andere GI voortvarend met deze opdrachten aan de slag gaat. Als de GI is vervangen dan verwacht de kinderrechter dat de opvolgende GI ook voortvarend met deze opdrachten verdergaat, voor zover zij nog actueel zijn.
Ten aanzien van de machtiging tot uithuisplaatsing overweegt de kinderrechter nog dat hij van [minderjarige] goed begrepen heeft dat zij ongelukkig is in de [woongroep] in [plaats 2] . Wel plaatst de verklaring van de heer [naam] van de [woongroep] het verhaal van [minderjarige] in een bepaald, positiever perspectief. De kinderrechter stelt verder vast dat vanwege de vertragingen in deze zaak onduidelijk is op welke termijn [minderjarige] terecht kan bij een voorziening van beschermd of begeleid wonen. Dat betekent ook dat de kinderrechter nu niet kan inschatten voor welke periode [minderjarige] bij haar moeder zou moeten blijven. Daarbij is hij nog onvoldoende geïnformeerd in hoeverre de moeder tijdelijk, voor een bepaalde periode, in staat is om aan de zorg- en opvoedbehoeften van [minderjarige] te voldoen. De kinderrechter ziet de plek bij [woongroep] daarom nu voor de korte termijn als de enige realistische optie, maar hij benadrukt dat hij deze woongroep niet als een goede optie ziet voor [minderjarige] voor de langere termijn. Het is daarom van groot belang dat met de hiervoor beschreven opdrachten van de kinderrechter voortvarend aan de slag gegaan wordt, zodat zo snel mogelijk, maar in elk geval bij de hierna te noemen mondelinge behandeling duidelijk is wat het traject van [minderjarige] richting begeleid of beschermd wonen wordt. De kinderrechter zal nu de machtiging tot uithuisplaatsing met drie maanden verlengen waarbij hij het resterende deel afwijst. Als de GI een nieuwe machtiging tot uithuisplaatsing wenst, zal er een nieuw verzoek moeten worden ingediend.
In dit verband bepaalt de kinderrechter eveneens dat [minderjarige] verlof krijgt om, telkens wanneer zij naar Zeeland moet gaan in verband met een aanmelding voor een instelling voor begeleid wonen, voor bepaalde hulpverlening of een gesprek met de kinderrechter,
zij de nachtvoorafgaandaan de dag waarop de aanmelding of dat gesprek plaatsvindt bij haar moeder mag overnachten.Na de aanmelding of het gesprek kan [minderjarige] weer vertrekken naar de [woongroep] zolang zij daar verblijft. De kinderrechter verwacht verder van de GI dat zij zolang [minderjarige] bij de [woongroep] verblijft in overleg met de woongroep beoordeelt of er ruimte is voor andere verloven in welk kader [minderjarige] kortdurend, gedurende een enkele dagen, kan verblijven bij de moeder. Ook ten aanzien hiervan verwacht de kinderrechter dat een opvolgende GI met deze opdrachten verder gaat voor zover zij nog actueel zijn.
De kinderrechter zal ten slotte de bijzondere curator opnieuw benoemen om de belangen van [minderjarige] in en buiten rechte te vertegenwoordigen, in elk geval voor de duur van de ondertoezichtstelling. De bijzondere curator heeft aan haar opdracht tot advisering voldaan.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] met ingang van 2 april 2022 en tot 2 juli 2022, onder aanhouding van het restant van het verzoek;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, te weten de [woongroep] te [plaats 2] , met ingang van 2 april 2022 en tot 2 juli 2022, onder afwijzing van het meer of anders verzochte;
benoemt over de minderjarige [minderjarige] tot bijzondere curator:
- mr. C.E.J.E. Kouijzer, advocaat te Middelburg;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt verder de beslissing op het verzoek tot vervanging van de GI en de beslissing op het resterende deel van het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling beide aan tot de mondelinge behandeling van
29 juni 2022 om 10.30 uur,bij de kinderrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, Kousteensedijk 2, 4331 JE;
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproep voor die mondelinge behandeling voor de GI, de moeder, haar advocaat en de bijzondere curator.
bepaalt dat [minderjarige] bij afzonderlijke brief zal worden uitgenodigd voor een gesprek met de kinderrechter.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. B.J. Duinhof, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. L. Verheuvel als griffier en in het openbaar uitgesproken op 23 maart 2022.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 5 april 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
’s-Hertogenbosch.