Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[minderjarige] , voornoemd,
[naam] , hierna te noemen de moeder,
[naam] ,
Het procesverloop
De feiten
De verzoeken
De standpunten
De beoordeling
Beoordeling van formele bezwaren
Wettelijk kader
Inhoudelijke beoordeling
- dat zij [minderjarige] aanmeldt bij een voorziening voor begeleid of beschermd wonen. De kinderrechter begrijpt het standpunt van de GI dat het lastig kan zijn om te bepalen welke voorziening voor [minderjarige] het meest geschikt is, maar hij verwacht van de GI dat zij in elk geval ervoor zorgt dat [minderjarige] bij, op voorhand geschikt lijkende voorzieningen zoals (maar niet gelimiteerd tot) Gors, kan deelnemen aan een intake in het geval de instellingen deze intake nodig achten om ten aanzien van [minderjarige] te beoordelen of en op welke termijn zij bij die instelling terecht kan. De kinderrechter verwacht op dit punt dat in elk geval bij de volgende mondelinge behandeling duidelijk is: (1) welke voorzieningen [minderjarige] kunnen opnemen en (2) op welke termijn deze voorzieningen [minderjarige] kunnen opnemen;
- in het kader van de termijn waarop voorzieningen [minderjarige] kunnen opnemen, verwacht de kinderrechter dat de GI onderzoekt of een
- verder verwacht de kinderrechter dat de GI concrete stappen zet om te onderzoeken wie de mentor voor [minderjarige] zou kunnen zijn, namelijk in de vorm (vergelijkbaar met die) van een JIM (Jouw Ingebrachte Mentor). De kinderrechter bedoelt hiermee een mentor die gedurende meerdere jaren beschikbaar is voor [minderjarige] , ongeacht waar ze woont of verblijft, en op wie ze terug kan vallen. Een dergelijke mentor kan een professional zijn, maar ook iemand vanuit het netwerk. Het is dus niet de bedoeling dat een dergelijke mentor verbonden is aan de woongroep in [plaats 2] als dat betekent dat [minderjarige] die mentor zou kwijtraken als zij daar weer zou vertrekken. In dat verband verwacht de kinderrechter ook van de GI dat zij suggesties van de moeder ten aanzien van de mentor serieus onderzoekt.
zij de nachtvoorafgaandaan de dag waarop de aanmelding of dat gesprek plaatsvindt bij haar moeder mag overnachten.Na de aanmelding of het gesprek kan [minderjarige] weer vertrekken naar de [woongroep] zolang zij daar verblijft. De kinderrechter verwacht verder van de GI dat zij zolang [minderjarige] bij de [woongroep] verblijft in overleg met de woongroep beoordeelt of er ruimte is voor andere verloven in welk kader [minderjarige] kortdurend, gedurende een enkele dagen, kan verblijven bij de moeder. Ook ten aanzien hiervan verwacht de kinderrechter dat een opvolgende GI met deze opdrachten verder gaat voor zover zij nog actueel zijn.
De beslissing
29 juni 2022 om 10.30 uur,bij de kinderrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, Kousteensedijk 2, 4331 JE;
’s-Hertogenbosch.