ECLI:NL:RBZWB:2022:1781

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 april 2022
Publicatiedatum
5 april 2022
Zaaknummer
AWB- 21_440
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering op basis van medische beoordeling en geschiktheid voor functies

Op 8 april 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiseres en het UWV, waarbij de eiseres een beroep had ingesteld tegen de weigering van een WIA-uitkering per 5 juni 2020. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiseres, die eerder werkzaam was als activiteitenbegeleidster, uitviel door psychische en later ook lichamelijke klachten. De eiseres had op 12 maart 2020 een WIA-uitkering aangevraagd, maar het UWV weigerde deze op basis van een medisch onderzoek. Tijdens de zitting op 25 februari 2022 was de eiseres aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde, en het UWV werd vertegenwoordigd door een arbeidsdeskundige.

De rechtbank heeft de medische beoordeling van het UWV als zorgvuldig beoordeeld. De verzekeringsartsen hebben de klachten van de eiseres in kaart gebracht en vastgesteld dat zij, ondanks haar beperkingen, in staat is om bepaalde functies te vervullen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de eiseres niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is, en dat het UWV op goede gronden heeft vastgesteld dat er geen medische reden is voor een urenbeperking. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de functies die aan de eiseres zijn aangeboden, passend zijn, en dat de eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is, wat betekent dat zij geen recht heeft op een WIA-uitkering.

De rechtbank heeft het beroep van de eiseres ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling uitgesproken. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/440 WIA

uitspraak van 8 april 2022 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,

gemachtigde: mr. B.F. Desloover,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 22 december 2020 (bestreden besluit) van het UWV inzake de weigering een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Middelburg op 25 februari 2022. Eiseres is verschenen, vergezeld van haar vader en bijgestaan door haar gemachtigde. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.F.C.A.M. Weterings.

Overwegingen

1.
Feiten
Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiseres is werkzaam geweest als activiteitenbegeleidster op een zorgboerderij voor 36 uur per week. Voor dat werk is zij uitgevallen vanwege psychische klachten en later ook lichamelijke klachten.
Op 12 maart 2020 heeft eiseres bij het UWV een WIA-uitkering aangevraagd.
Bij besluit van 27 juli 2020 (primair besluit) heeft het UWV geweigerd per 5 juni 2020 aan eiseres een WIA-uitkering toe te kennen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
2.
Omvang geschil
In geschil is of het UWV terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd per 5 juni 2020.
3.
Wettelijk kader
In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.
Van belang is dan ook:
- of eiseres medische beperkingen heeft en
- of zij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
4.
Medische beoordeling
Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapportages van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1
De verzekeringsarts heeft het dossier bestudeerd en eiseres telefonisch gesproken op 19 juni 2020. De verzekeringsarts heeft gerapporteerd dat eiseres is uitgevallen vanwege psychische klachten ten aanzien van hanteren van drukte en prikkels, passend bij een burn-out. Vervolgens ontstonden er fysieke klachten en is na onderzoek de diagnose MS gesteld. Eiseres werkt 12 uur (drie x vier uur) per week in aangepast werk bij haar werkgever (paarden trainen en individueel les geven). Daarnaast werkt zij ongeveer 20 uur per week als zelfstandig paardeninstructrice. Er is geen informatie van derden opgevraagd, omdat er voldoende informatie voorhanden is. Eiseres heeft volgens de verzekeringsarts verminderde functionele mogelijkheden als gevolg van ziekte of gebrek. De verwachting is dat de medische situatie voorlopig niet in belangrijke mate zal veranderen. De beperkingen zijn vastgelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 19 juni 2020.
4.2
De verzekeringsarts b&b heeft eiseres gezien tijdens de hoorzitting van 30 oktober 2020 en het dossier bestudeerd, waaronder de door eiseres overgelegde medische informatie. Volgens de verzekeringsarts b&b heeft eiseres met name last van een overgevoeligheid voor prikkels, waarna vermoeidheid ontstaat. Dit kan nog het gevolg zijn van een hersenschudding in het verleden. In de door eiseres consistent beschreven klachten met betrekking tot de prikkels ziet de verzekeringsarts b&b aanleiding de FML aan te vullen. Verder is eiseres gevoelig voor langdurige blootstelling aan licht. Ook in die zin wordt de FML aangepast. De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres zijn neergelegd in de FML van 16 november 2020. Als de arbeid voldoet aan de in deze FML beschreven belastbaarheid, dan wordt rekening gehouden met de energetische belasting van eiseres en is er geen medische reden voor de door eiseres geclaimde urenbeperking, zo stelt de verzekeringsarts b&b.
4.3
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat met de aangepaste FML nog altijd onvoldoende recht is gedaan aan de aard en ernst van haar medische situatie en dat haar belastbaarheid is overschat. Ten onrechte is geen urenbeperking aangenomen. Vanwege de sterke behoefte aan rustmomenten is een achturige werkdag volgens eiseres niet mogelijk, ook niet in ideale werkomstandigheden. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft eiseres een brief van neuroloog drs. [naam neuroloog] van 14 april 2021, een verklaring van werkgever [naam werkgever] (SAM-en) en een artikel over MS en cognitie overgelegd.
4.4
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapportages van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiseres gestelde psychische en fysieke klachten, met name haar overgevoeligheid voor prikkels. In bezwaar is om die reden de FML ook nog aangepast. Niet is gebleken dat de artsen daar onvoldoende rekening mee hebben gehouden.
De rechtbank begrijpt dat eiseres klachten en beperkingen ervaart. Volgens vaste rechtspraak is echter de subjectieve beleving en ervaring van klachten niet beslissend bij de beantwoording van de vraag welke beperkingen in objectieve zin zijn vast te stellen. Alleen de beperkingen die uit medische stukken blijken en daarmee objectief zijn vast te stellen, kunnen daarom worden meegenomen in de beoordeling van de belastbaarheid van eiseres. Hoewel de rechtbank de door eiseres ervaren klachten niet wil bagatelliseren, kunnen deze klachten, indien zij niet zijn onderbouwd met medische informatie, niet leiden tot een verdere aanpassing van de FML.
Eiseres heeft een urenbeperking geclaimd uit energetisch en preventief oogpunt. In de Standaard “duurbelastbaarheid in arbeid” is bij de indicatie ‘stoornis in de energiehuishouding’ opgenomen dat de noodzaak voor extra recuperatieperiodes logisch moet volgen uit consistente en samenhangende onderzoeksbevindingen en de aard en ernst van het onderliggende medische beeld. Bij de indicatie ‘preventief’ is opgenomen dat sprake moet zijn van een aandoening waarvan bekend is dat ziekteverschijnselen kunnen optreden of verergeren bij toenemende duurbelasting en dat opgedane ervaringen uit het verleden hierbij altijd worden betrokken.
Eiseres heeft haar stelling, dat zij maximaal zes uur per dag kan werken en dat extra pauzes verdeeld over de dag noodzakelijk zijn ter voorkoming van overbelasting, naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd. Uit de brief van neuroloog [naam neuroloog] blijkt dat eiseres voor energiemanagement in 2019 is verwezen naar de revalidatiearts van Revant, dat zij daar is geweest voor advies en dat zij zelf rust en regelmaat aanhoudt. Uit de overgelegde stukken blijkt echter niet van een medische noodzaak voor extra recuperatieperiodes en evenmin dat eiseres medisch gezien onder prikkelarme omstandigheden maximaal zes uur per dag kan werken. Eiseres heeft ter zitting verklaard dat zij inmiddels haar eigen invulling heeft kunnen geven aan de wijze waarop zij werkt, dat zij 12 uur voor een werkgever werkt en ongeveer 20 uur als zelfstandige.
Het UWV heeft gelet op het voorgaande naar het oordeel van de rechtbank op goede gronden vastgesteld dat er geen medische reden is voor een urenbeperking.
5.
Geschiktheid voor de functies
5.1
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML van 16 november 2020, de primair geduide functies verworpen en vervangen door andere gelijksoortige gangbare functies met dezelfde Sbc-code. De volgende functies zijn ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: productiemedewerker industrie (samenstellen van producten, productiemedewerker B; Sbc-code 111180), monteur printplaten (medewerker handsolderen; Sbc-code 267051) en medewerker tuinbouw (planten, bloemen en vruchten; Sbc-code 111010).
5.2
Eiseres heeft aangevoerd dat deze functies ten onrechte geschikt worden geacht. Hiertoe heeft eiseres aangevoerd dat in meerdere functies sprake is van te veel prikkels. Daarnaast wordt in alle functies uitgegaan van een achturige werkdag, zonder mogelijkheid van tussentijdse recuperatie.
5.3
De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat de voor eiseres geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar het rapport van de arbeidsdeskundige b&b van 17 december 2020. Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiseres de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies. Er is ook ingegaan op de standpunten die eiseres in bezwaar heeft aangevoerd. Haar standpunt dat zij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit voort uit haar opvatting dat haar medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 4.4 heeft geconcludeerd is die opvatting niet juist.
De hiervoor genoemde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
6.
Mate van arbeidsongeschiktheid
Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Omdat pas recht bestaat op een WIA-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de WIA-uitkering terecht geweigerd per 5 juni 2020.
7.
Schending hoorplicht
7.1
Eiseres stelt dat het UWV de hoorplicht heeft geschonden, door haar over de nieuwe FML en de nieuwe te duiden functies, die feiten of omstandigheden van aanmerkelijk belang zijn, niet (hernieuwd) te horen alvorens op het bezwaar te beslissen.
7.2
Ingevolge artikel 7:9 van de Awb wordt wanneer na het horen aan het bestuursorgaan feiten of omstandigheden bekend worden die voor de op het bezwaar te nemen beslissing van aanmerkelijk belang kunnen zijn, dit aan de belanghebbenden meegedeeld en worden zij in de gelegenheid gesteld te worden gehoord.
7.3
De rechtbank stelt vast dat de verzekeringsarts b&b naar aanleiding van het bezwaar en de hoorzitting medisch gezien meer beperkingen heeft aangenomen. De arbeidsdeskundige b&b heeft op basis van de aangepaste FML nieuwe functies geduid in dezelfde categorieën. Eiseres is daarmee op medisch en op arbeidskundig gebied niet benadeeld. Daarbij komt dat geen sprake is van feiten of omstandigheden van aanmerkelijk belang als bedoeld in artikel 7:9 van de Awb die bekend zijn geworden na het horen. [1] Daaruit volgt dat het UWV niet verplicht was na de hoorzitting de gewijzigde FML en arbeidskundige onderbouwing van het bestreden besluit aan eiseres voor te leggen. Er is dus geen sprake van schending van de hoorplicht.
8.
Conclusie
De rechtbank concludeert dat het UWV op goede gronden heeft geweigerd aan eiseres een WIA-uitkering toe te kennen per 5 juni 2020. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.
Er is geen reden een proceskostenveroordeling uit te spreken.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van mr. W.J.C. Goorden, griffier, op 8 april 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Vergelijk Centrale Raad van Beroep 19 augustus 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:3252.