ECLI:NL:RBZWB:2022:1778

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 april 2022
Publicatiedatum
5 april 2022
Zaaknummer
AWB- 20_5039
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering door UWV en de beoordeling van arbeidsongeschiktheid

Op 4 april 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en het UWV over de weigering van een WIA-uitkering. Eiser, vertegenwoordigd door mr. J. Yoshikawa, had beroep ingesteld tegen het besluit van het UWV van 23 januari 2020, waarin de aanvraag voor een WIA-uitkering werd afgewezen. De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting op 13 oktober 2020 gesloten, waarna een deskundige werd ingeschakeld om de medische situatie van eiser te beoordelen. Eiser had eerder al bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn uitkering, maar het UWV handhaafde zijn standpunt dat eiser niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt was.

De rechtbank heeft de rapporten van de deskundige, die op 31 maart 2021 zijn uitgebracht, als overtuigend beschouwd. De deskundige had eiser zelf onderzocht en kwam tot de conclusie dat er medische beperkingen waren, maar dat eiser in staat was om bepaalde werkzaamheden te verrichten. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts van het UWV de beperkingen van eiser niet volledig had meegenomen in zijn beoordeling, maar dat de deskundige dit wel had gedaan. De rechtbank volgde de conclusies van de deskundige en oordeelde dat eiser met zijn beperkingen nog steeds in staat was om werkzaamheden als administratief medewerker en assemblagemedewerker uit te voeren.

Uiteindelijk concludeerde de rechtbank dat het UWV de WIA-uitkering terecht had geweigerd, omdat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, maar veroordeelde het UWV wel tot vergoeding van de proceskosten van eiser, die op € 4.499,00 werden vastgesteld. Tevens moest het UWV het griffierecht van € 48,00 aan eiser vergoeden. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 4 april 2022.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/5039 WIA

uitspraak van 4 april 2022 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser,

gemachtigde: mr. J. Yoshikawa,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 23 januari 2020 (bestreden besluit) van het UWV over de weigering een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek op de zitting heeft op 13 oktober 2020 plaatsgevonden in Breda. Eiser heeft daaraan deelgenomen via een Skype-geluidverbinding en zijn gemachtigde via een Skype-beeldverbinding. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. N. Regragui. Het onderzoek is op de zitting gesloten.
De rechtbank heeft op 2 november 2020 het onderzoek heropend. De rechtbank heeft besloten om de verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] als onafhankelijk deskundige (deskundige) te benoemen voor het doen van onderzoek. De deskundige heeft op 31 maart 2021 een deskundigenrapport aan de rechtbank uitgebracht.
Partijen zijn in de gelegenheid gesteld hierop te reageren. Eiser heeft gereageerd met een brief van 6 mei 2021. Met een brief van 19 mei 2021 heeft het UWV een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van 2 mei 2021, een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 5 mei 2021 en een rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van 18 mei 2021 ingediend.
Op verzoek van de rechtbank heeft de deskundige op 6 september 2021 aanvullend gerapporteerd.
Partijen zijn in de gelegenheid gesteld hierop te reageren. Eiser heeft gereageerd met een brief van 15 september 2021. Met een brief van 12 oktober 2021 heeft het UWV een rapport van de verzekeringsarts b&b van 1 oktober 2021 ingediend. Met een brief van 26 oktober 2021 heeft het UWV een FML van 12 oktober 2021 en een rapport van een arbeidsdeskundige b&b van 26 oktober 2021 ingediend.
Geen van de partijen heeft aangegeven dat zij nog op een zitting willen worden gehoord.
Vervolgens heeft de rechtbank het onderzoek op 14 maart 2022 gesloten.

Overwegingen

1.
Feiten
Eiser is werkzaam geweest als automonteur. Voor dat werk is hij uitgevallen vanwege klachten van zijn rechterarm en schouders. Daarnaast is hij bekend met carpaal tunnelsyndroom (CTS) beiderzijds.
In een besluit van 12 juli 2019 (primaire besluit) heeft het UWV geweigerd per 25 juli 2019 aan eiser een WIA-uitkering toe te kennen. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
In het bestreden besluit is het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
2.
Omvang geschil
In geschil is of het UWV terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd per 25 juli 2019.
3.
Wettelijk kader
In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.
Van belang is dan ook:
- of eiser medische beperkingen heeft en
- of hij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
4.
Medische beoordeling
Het bestreden besluit, voor zover dit gaat over de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts b&b van het UWV.
4.1
De verzekeringsarts heeft eisers dossier, waaronder informatie van de anesthesioloog-pijnspecialist, de huisarts en de orthopedisch chirurg, bestudeerd. Ook heeft hij op 21 juni 2019 van eiser de algemene, medische en sociale anamnese afgenomen en hem lichamelijk en psychisch onderzocht. De verzekeringsarts rapporteert op 21 juni 2019 dat eiser aanvankelijk is uitgevallen met klachten van zijn rechterarm en schouders op basis van spier- en peesletsel van de biceps, en later op basis van discopathie cervicaal C4-C5. Ook is hij bekend met carpaal tunnelsyndroom (CTS) beiderzijds, met een status na CTS OK links. Uit de anamnese blijkt dat eiser diffuse pijnklachten van zijn gehele lichaam heeft, maar met name van de nek, schouders, rug en handen op basis van waarschijnlijk degeneratieve processen en CTS. Het is plausibel dat eiser hierdoor belemmeringen ervaart in het bewegen van het hoofd/nek, tillen/dragen, staan, lopen, traplopen, bukken en bovenhandswerken. De verzekeringsarts ziet geen reden voor het vaststellen van een urenbeperking. Eiser is aangewezen op licht-matig fysiek en gewricht sparend werk. De beperkingen zijn met name in de rubrieken dynamische handelingen en statische houdingen. Intensieve blootstelling aan pollen en trilling belasting moeten vermeden worden. De verzekeringsarts heeft eisers beperkingen en belastbaarheid neergelegd in de FML van 21 juni 2019.
De verzekeringsarts b&b heeft eisers dossier bestudeerd, eiser gezien tijdens de hoorzitting van 9 december 2019, en informatie van de huisarts opgevraagd en verkregen. De verzekeringsarts b&b rapporteert op 21 januari 2020 dat het onderzoek door de verzekeringsarts zorgvuldig was. De verzekeringsarts had voldoende informatie om tot een weloverwogen beslissing te kunnen komen. Volgens de verzekeringsarts b&b kan, getoetst aan het Schattingsbesluit, niet gesteld worden dat eiser op medische gronden geen benutbare mogelijkheden heeft. Verder is er gelet op de standaard Duurbelasting in arbeid [de rechtbank leest: Duurbelastbaarheid in arbeid] geen medische reden om een urenbeperking toe te kennen. De centrale claim van eiser is dat er door rek op de zenuw vanuit de nek naar de hand/arm meer beperkingen zijn, met name bij reiken en pakken. Er zijn in de bezwaarprocedure geen nieuwe gezichtspunten naar voren gekomen met betrekking tot de medische situatie op de datum in geding die aanleiding vormen om de medische grondslag van het besluit onjuist te achten. De huisarts heeft eiser niet recent gezien, de laatste gegevens dateren van juni 2018. Uit de informatie van de huisarts komen geen aanwijzingen naar voren dat de belastbaarheid verkeerd of te licht is ingeschat. De verzekeringsarts b&b handhaaft de FML van 21 juni 2019.
De verzekeringsarts b&b heeft naar aanleiding van de beroepsgronden op 8 oktober 2020 gerapporteerd dat niet gebleken is van een gedocumenteerd en blijvend lijden in psychische zin. Er is daarom geen reden om beperkingen aan te nemen in het persoonlijk en sociaal functioneren. De verzekeringsarts heeft wat betreft de lage rug-, nek- en handklachten de juiste beperkingen vastgesteld. Ook blijkt uit de gegevens van het UWV dat er geen grote voetproblemen bestaan. De verzekeringsarts b&b handhaaft daarom zijn standpunt.
4.2
Eiser heeft tegen het bestreden besluit aangevoerd dat de primaire verzekeringsarts niet ingeschreven stond in het BIG-register. Bovendien was het onderzoek door de verzekeringsartsen van het UWV onzorgvuldig omdat het niet grondig genoeg was. Eiser heeft namelijk de neiging om zijn klachten te maskeren. Daardoor is het moeilijk om bij een momentopname, zoals bij een verzekeringsgeneeskundig onderzoek, de klachten op te merken Bovendien heeft in bezwaar geen lichamelijk onderzoek plaatsgevonden. Eiser voert ook aan dat het UWV zijn beperkingen heeft onderschat. Hij heeft klachten aan de nek, schouders, rug, ellebogen, polsen, vingers en rechtervoet. Ook heeft hij slaapapneu, psychische klachten en een allergie voor pollen. Eiser is door de klachten lichamelijk en psychisch beperkt. De verzekeringsarts b&b heeft eisers belastbaarheid onvoldoende gemotiveerd. Eiser heeft in beroep ter onderbouwing van zijn standpunt een rapport van een door hem ingeschakelde verzekeringsarts ingediend. Hij heeft de rechtbank gevraagd om een onderzoek door een onafhankelijke verzekeringsarts.
4.3
De deskundige heeft het dossier bestudeerd en eiser op 30 maart 2021 gesproken en onderzocht (95 minuten). Ook heeft hij de informatie van recent beeldvormend onderzoek, dat eiser hem tijdens het onderzoek gegeven heeft, bestudeerd. De deskundige heeft op 31 maart 2021 over de nekbeperkingen gerapporteerd dat er duidelijk pijnlijke nekbeperkingen zijn. Vooral het draaien van het hoofd is beperkt. Autorijden lukt met behulp van spiegels. Statisch voorovergebogen werken met het hoofd is te vermijden, rechtop houden is wel langer mogelijk, licht beperkt. Eiser is als gevolg van de schouderklachten rechts en links beperkt voor bovenhands werken en dragen, tillen, duwen en trekken. Zware beschermende kleding op de schouders is te vermijden. Hij heeft wegens de chronische CTS rechts nog minder handkracht dan links. Dit geeft beperkingen voor kracht zetten ten aanzien van beide handen, bij verder volledige handfuncties. De deskundige vindt het aannemelijk dat de OSAS ook al speelde op de datum in geding. Het leidde wel tot slaapproblemen maar niet tot een verhoogde slaapbehoefte overdag. Dit moet, ook vanwege de nekpijn en het CTS, leiden tot een beperking voor ’s nachts werken. De duizeligheid bij hoofdrotaties en houdingsveranderingen speelde ook op de datum in geding. Dit geeft beperkingen voor onbeschermd op hoogte of ladders werken en geen gevaarlijke machines bedienen. De chronische golfersellebogen beiderzijds, eveneens spelend op de datum in geding, geven beperkingen voor kracht zetten, zoals schroeven aandraaien (binnenwaarts). De chronische lage rugklachten zonder aangetoonde oorzaak geven aannemelijk pijn, en dus beperkingen bij/na bukken, en zwaar dragen, tillen, duwen en trekken. De voet-enkelproblematiek is gemist door het UWV, maar geeft aannemelijk problemen bij langer lopen en langer staan, veel traplopen en lopen op oneffen terrein. Lopen tijdens het werk af te wisselen [de rechtbank leest: moet worden afgewisseld] met staan en zitten. De allergie voor pollen in het voorjaar maakt enige vermijding ervan wenselijk. De deskundige heeft geen aanwijzingen gevonden voor psychische problematiek. Er is daarom geen reden voor beperkingen ten aanzien van persoonlijk en sociaal functioneren. Vervoer met de auto en de fiets blijken mogelijk. De duimproblematiek is niet relevant voor de datum in geding.
4.4
In zijn reactie heeft eiser op 6 mei 2021 laten weten dat hij persisteert in zijn standpunt dat de belastbaarheid moet worden vastgesteld conform het rapport van de door hem ingeschakelde verzekeringsarts.
4.5
Het UWV heeft het deskundigenrapport voorgelegd aan de verzekeringsarts b&b. Deze heeft op 2 mei 2021 gerapporteerd dat dat rapport aanleiding is om de FML bij te stellen in de rubrieken arbeidsomstandigheden [de rechtbank leest: fysieke omgevingseisen], dynamische handelingen en statische belasting [de rechtbank leest: houdingen]. De FML is niet bijgesteld in de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren en werktijden. De verzekeringsarts b&b heeft eisers beperkingen en belastbaarheid neergelegd in de FML van 5 mei 2021. Het UWV heeft in de brief van 19 mei 2021 aangegeven dat de verzekeringsarts b&b de FML heeft aangepast conform de bevindingen van de deskundige.
4.6
De deskundige heeft op 6 september 2021 aanvullend gerapporteerd dat de verzekeringsarts b&b de beperkingen niet geheel conform heeft overgenomen. De verzekeringsarts b&b heeft de beoordelingspunten lopen (4.18) en lopen tijdens het werk (4.19) ten onrechte als normaal beschouwd, terwijl de deskundige beide als licht beperkt heeft aangegeven. Ook heeft de verzekeringsarts b&b eiser beperkt bevonden voor ’s avonds werken (6.1), terwijl de deskundige hem beperkt vindt voor ’s nachts werken.
4.7
Eiser heeft op 15 september 2021 laten weten dat hij het standpunt van de deskundige deelt dat hij onder andere op de functie-aspecten 4.18, 4.19 en 6.1 zwaarder beperkt is dan het UWV meent.
4.8
Het UWV heeft het rapport van de deskundige van 6 september 2021 voorgelegd aan de verzekeringsarts b&b. Deze heeft op 1 oktober 2021 gerapporteerd dat eiser inderdaad licht beperkt is voor lopen (4.18) en lopen tijdens het werk (4.19) en dat eiser niet in de avond en nacht kan werken. De verzekeringsarts b&b heeft eisers beperkingen en belastbaarheid neergelegd in de FML van 12 oktober 2021.
4.9
Eiser heeft niet gereageerd op de FML van 12 oktober 2021.
4.1
Volgens vaste rechtspraak (bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 17 mei 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1901) geldt als uitgangspunt dat de bestuursrechter het oordeel van een onafhankelijke, door hem ingeschakelde deskundige volgt als de motivering van deze deskundige hem overtuigend voor komt.
De rechtbank is van oordeel dat die situatie zich hier voor doet. De rapporten van de deskundige geven blijk van een zorgvuldig onderzoek en zijn inzichtelijk en consistent. De deskundige had de beschikking over alle relevante medische gegevens, inclusief de rapporten van de verzekeringsartsen van het UWV en van de verzekeringsarts die door eiser is ingeschakeld. Bovendien heeft hij eiser zelf gesproken en onderzocht. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de deskundige zijn medische bevindingen en conclusies voldoende gemotiveerd. Daarom is er geen aanleiding om die conclusies niet te volgen. De rechtbank is ook van oordeel dat de verzekeringsarts b&b de door de deskundige aangegeven beperkingen op de juiste wijze heeft vertaald in de FML van 12 oktober 2021.
Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank daarom uit van eisers belastbaarheid en beperkingen die zijn neergelegd in de FML van 12 oktober 2021.
5.
Arbeidskundige beoordeling
5.1
De arbeidsdeskundige b&b heeft na eigen onderzoek en rekening houdend met de gewijzigde FML in het rapport van 26 oktober 2021 geconcludeerd dat eiser met deze beperkingen nog steeds de werkzaamheden als administratief medewerker (document scannen) (Sbc-code 315133), werkplanner garage, receptionist garage (Sbc-code werkplanner garage, receptionist garage) en assemblagemedewerker elektrotechnische producten (Sbc-code 267041), die worden vermeld op de arbeidsmogelijkhedenlijst van 14 november 2019, kan vervullen.
5.2
De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat deze functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar de toelichting van de arbeidsdeskundige op het resultaat functiebeoordeling van 14 oktober 2019 in combinatie met de rapporten van de arbeidsdeskundige b&b van 18 mei en 26 oktober 2021. Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiser de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies. De rechtbank voegt daaraan toe dat zij van oordeel is dat ook met betrekking tot de beoordelingspunten 4.18, 4.19 en 6.1 de functiebelasting bij eisers belastbaarheid past.
De hiervoor genoemde functies mochten daarom worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
5.3
De rechtbank stelt vast dat pas in beroep de geschiktheid van eiser voor de geselecteerde functies voldoende is toegelicht, namelijk door de arbeidsdeskundige b&b in de rapporten van 18 mei en 26 oktober 2021. Gelet op deze toelichting is de rechtbank er voldoende van overtuigd dat de belastbaarheid van eiser in deze functies niet wordt overschreden.
6.
Mate van arbeidsongeschiktheid
Op basis van de inkomsten die eiser met de geselecteerde functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiser tegen deze berekening geen beroepsgronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Omdat pas recht bestaat op een WIA-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de WIA-uitkering terecht geweigerd per 25 juli 2019.
7.
Conclusie
Omdat het UWV in beroep meer beperkingen voor eiser heeft aangenomen en pas in beroep voldoende heeft gemotiveerd dat eiser met zijn beperkingen in staat is de geselecteerde functies te verrichten, kleeft er een gebrek aan het bestreden besluit. Dit gebrek zal met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) worden gepasseerd, omdat aannemelijk is dat eiser daardoor niet is benadeeld. Ook wanneer het gebrek zich niet zou hebben voorgedaan, zou een besluit met dezelfde strekking zijn genomen.
Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.
8.
Proceskosten en griffierecht
De rechtbank ziet in de toepassing van artikel 6:22 van de Awb aanleiding om het UWV te veroordelen in de proceskosten van eiser.
De rechtbank stelt deze kosten op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.897,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op de zitting, en 0,5 punt voor de schriftelijke zienswijze op de rapporten van de deskundige, met een waarde per punt van € 759,00,‑ en wegingsfactor 1).
Eiser heeft gevraagd om vergoeding van de door hem als deskundigen ingeschakelde verzekeringsarts en arbeidsdeskundige. Uit de door eiser ingediende stukken blijkt dat zij aan eiser € 2.601,50 inclusief BTW hebben gefactureerd. Het UWV heeft deze kosten niet betwist. De rechtbank is van oordeel dat het inroepen door eiser van die deskundigen redelijk was. De rechtbank ziet geen aanleiding om de hoogte van de kosten niet redelijk te achten. Dit betekent dat het bedrag van € 2.601,50 voor vergoeding in aanmerking komt.
Ook moet het UWV aan eiser het door hem betaalde griffierecht van € 48,00 vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 48,00 aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 4.499,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van mr. R.J. Tolner, griffier op 4 april 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.