ECLI:NL:RBZWB:2022:1777

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 april 2022
Publicatiedatum
5 april 2022
Zaaknummer
AWB - 20 _ 9799
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanwijzing gemeentelijk monument van het molenerf en de opstallen bij de molen in Bergen op Zoom

Op 4 april 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak tussen een belangenorganisatie voor molens en het college van burgemeester en wethouders van Bergen op Zoom. De eiseres had verzocht om de gebouwen op het molenerf bij de molen aan de [adres] 57 te [plaatsnaam 3] als gemeentelijk monument aan te wijzen. Het college had dit verzoek in een primair besluit van 31 maart 2020 afgewezen, waarna eiseres bezwaar maakte. Het college verklaarde het bezwaar ongegrond in een bestreden besluit van 19 november 2020, maar wijzigde later dit besluit in een bestreden besluit II op 3 mei 2021, waarbij het bezwaar opnieuw ongegrond werd verklaard. De rechtbank heeft het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit I niet-ontvankelijk verklaard en het beroep tegen het bestreden besluit II ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat het college op goede gronden had besloten het molenerf niet als gemeentelijk monument aan te wijzen, waarbij de sloop van de opstallen en de toepassing van de Erfgoedverordening een belangrijke rol speelden. De rechtbank concludeerde dat de aanvraag voor aanwijzing als gemeentelijk monument niet voldeed aan de vereisten van de verordening, die een minimale score van 78 punten vereist voor aanwijzing. De rechtbank heeft geen reden gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/9799 VEROR

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 april 2022 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam 1] , eiseres

gemachtigde: drs. [naam secretaris] ,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen op Zoom,verweerder.
Als derde-partij hebben aan het geding deelgenomen:
[naam derde-partij 1], te [plaatsnaam 2] ,
[naam derde-partij 2], te [plaatsnaam 3] ,
gemachtigde: mr. dr. ing. P. de Haan.

Procesverloop

In het besluit van 31 maart 2020 (primaire besluit) heeft het college het verzoek van eiseres om de gebouwen op het molenerf bij de [naam molen] aan de [adres] 57 te [plaatsnaam 3] als gemeentelijk monument aan te wijzen, afgewezen. Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt.
In het besluit van 19 november 2020 (bestreden besluit I) heeft het college het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit, onder verbetering van de motivering, ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Bij besluit van 3 mei 2021 (bestreden besluit II) heeft het college het besluit van
19 november 2020 gewijzigd en besloten het bestreden besluit 1 in stand te laten, onder wijziging van de motivering.
Het beroep van eiseres heeft op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) mede betrekking op bestreden besluit II.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 10 februari 2022. Hierbij waren namens eiseres aanwezig [naam voorzitter] (voorzitter) en [naam secretaris] (secretaris). Namens het college waren aanwezig [naam vertegenwoordiger 1] en mr. J. van den Berg. Namens derde partij zijn verschenen [naam derde-partij 2] , [naam vertegenwoordiger 2] en zijn echtgenote, bijgestaan door de gemachtigde.
De rechtbank heeft de uitspraaktermijn verlengd met zes weken.

Overwegingen

Feiten
1. Eiseres is een belangenorganisatie voor molens en molenrestanten in West-Brabant.
Bij brief van 14 mei 2019 heeft eiseres het college verzocht om het molenerf en de opstallen (de molenaarswoning, schuur en dergelijke) bij de [naam molen] aan de [adres] 57 te [plaatsnaam 3] aan te wijzen als gemeentelijk monument. De [naam molen] zelf is in 1972 aangewezen als Rijksmonument.
De molen en het molenerf zijn eigendom van [naam derde-partij 2] . [naam vertegenwoordiger 2] is voornemens ter plaatse van het molenerf zorginstelling “ [naam derde-partij 1] ” te realiseren.
Naar aanleiding van het verzoek heeft het college het Monumenten Advies Bureau (MAB) opdracht gegeven een redengevende omschrijving op te stellen. De redengevende omschrijving is neergelegd in een rapport van 30 oktober 2019. In dit rapport is geconcludeerd dat het molenerf met de gebouwen met toepassing van de waarderingscriteria voor de bouwkunst 76 punten heeft behaald en daarmee behoort tot categorie 4: waardevol, bescherming kan worden overwogen.
De commissie Ruimtelijke Kwaliteit heeft in de vergadering van 25 november 2019 ingestemd met de conclusies uit het rapport en adviseert om de panden als gemeentelijk monument aan te wijzen.
Op 20 januari 2020 heeft een gesprek tussen alle betrokkenen plaatsgevonden.
Bij besluit van 31 maart 2020 (primair besluit) heeft het college het verzoek van eiseres om de gebouwen op het molenerf als gemeentelijk monument aan te wijzen, afgewezen.
Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt. Tevens heeft zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij uitspraak van 14 juli 2020 (BRE 20/6414 VEROR VV) heef de voorzieningenrechter het verzoek afgewezen in verband met het ontbreken van een spoedeisend belang.
Op 31 augustus 2020 heeft een hoorzitting plaatsgevonden ten overstaan van de Adviescommissie voor de bezwaarschriften. De Adviescommissie heeft het college geadviseerd het bezwaar ongegrond te verklaren, onder verbetering van de motivering.
Bij het bestreden besluit heeft het college overeenkomstig het advies van de Adviescommissie het bezwaar ongegrond verklaard, onder aanvulling van de motivering.
Tegen dit besluit heeft eiseres beroep ingesteld. Tevens heeft zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Nog voordat de voorzieningenrechter het verzoek heeft kunnen behandelen heeft derde partij [naam derde-partij 2] de opstallen aanwezig op het perceel bij de [naam molen] in [plaatsnaam 3] op 23 januari 2021 gesloopt.
Bij uitspraak van 25 januari 2021 (BRE 20/9793 VV) heeft de voorzieningenrechter daarop het verzoek afgewezen omdat eiseres met het verzoek de sloop niet meer kon voorkomen.
Omdat na de sloop van de opstallen op het molenerf een deel van de motivering onder het bestreden besluit is komen te vervallen, heeft het college een nieuwe redengevende omschrijving opgesteld. Uit onderzoek van het MAB volgt dat het molenerf thans 59 punten scoort.
Bij besluit van 3 mei 2021 (bestreden besluit II) heeft het college aangegeven het bestreden besluit van 19 november 2020 te herstellen met een nieuwe redengevende beschrijving en puntentelling. Het bezwaar wordt ongegrond verklaard.
Het ingestelde beroep heeft op grond van artikel 6:19 van de Awb mede betrekking op het bestreden besluit II.
Standpunt eiseres
2. Eiseres stelt dat het overgebleven molenerf als gemeentelijk monument moet worden aangemerkt. Het molenerf draagt positief bij aan de beeldwaarde van de molen. Bovendien heeft het een hoge archeologische en biologische/ecologische waarde en vormt het een herkenningspunt in de omgeving. In dit kader wijst zij op het cultuurhistorisch advies van [naam adviseur] van 2 maart 2021. Na de sloop van de opstallen is een nieuwe redengevende beschrijving opgesteld. Het molenerf scoort thans 59 punten. Anders dan het college betoogt staat in de Erfgoedverordening niet dat een score van 77 of minder niet tot aanwijzing van een monument leidt.
Eiseres stelt dat het puntensysteem dat bij de Erfgoedverordening behoort volgens inhoudsdeskundigen niet geschikt is voor ruraal erfgoed zoals molens en boerderijen. Door vast te houden aan de minimale scores komt een molenerf nooit voor aanwijzing in aanmerking.
In de nieuwe redengevende omschrijving is aangegeven dat de relatief lage eindscore een vertekende indicatie geeft van beschermwaardigheid van het geheel. Deze zin ondergraaft het rapport van het MAB.
Wanneer de puntenscore lager is dient van het advies van de CRK uitgegaan te worden. Er lag een positief advies tot aanwijzen van molenerf. Het college heeft niet gemotiveerd waarom dit advies niet is gevolgd. Ook de door eiseres ingediende tegenrapporten zijn door het college naast zich neergelegd.
Wettelijk kader
3. De van toepassing zijnde relevante wettelijke bepalingen zijn opgenomen in een bijlage bij deze uitspraak.
Nieuw besluit van het college
4.1
De rechtbank stelt voorop dat de aanvraag betrekking had op het aanwijzen als gemeentelijk monument van het molenerf en de opstallen (de molenaarswoning, schuur en dergelijke) bij de [naam molen] aan de [adres] 57 te [plaatsnaam 3] . De molen zelf is een rijksmonument.
Vast staat dat de gebouwen in januari 2021 zijn gesloopt. Het aanwijzen van een gemeentelijk monument heeft nu uitsluitend nog betrekking op het overgebleven molenerf. Dit heeft ertoe geleid dat het college op 3 mei 2021 opnieuw op het bezwaar heeft beslist, waarbij enkel op de aanwijzing van het molenerf als gemeentelijk monument is ingegaan.
4.2
Het college heeft met dit bestreden besluit van 3 mei 2021 (bestreden besluit II) een besluit heeft genomen in de zin van artikel 6:19 van de Awb. Met dit besluit is niet volledig tegemoet gekomen aan het beroep van eiseres. Het beroep van eiseres wordt op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Awb geacht mede te zijn gericht tegen het bestreden besluit II.
4.3
Gesteld noch gebleken is dat eiseres nog belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het bestreden besluit I. Het beroep, voor zover dit is gericht tegen bestreden besluit I, is daarom niet-ontvankelijk.
Aanwijzen gemeentelijk monument
5. Aan de orde is de vraag of het college op goede gronden in bestreden besluit II heeft besloten het molenerf bij de [naam molen] aan de [adres] 57 te [plaatsnaam 3] niet als gemeentelijk monument aan te wijzen.
Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) (bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2014:2675) heeft het college beleidsvrijheid bij de aanwijzing van een zaak als gemeentelijk monument. Die vrijheid vindt haar begrenzing in de verordening en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Ter toetsing staat of het college, bij afweging van de betrokken belangen, in redelijkheid heeft kunnen besluiten het verzoek van de vereniging om het molenerf af te wijzen. De ten tijde van de aanwijzing bestaande situatie is daarbij van belang.
6. In artikel 6, derde lid, van de Erfgoedverordening Bergen op Zoom 2017 (hierna: de Erfgoedverordening) wordt voorafgaand aan het voornemen tot aanwijzing een redengevende beschrijving opgesteld en wordt het object beoordeeld aan de hand van door het college vastgestelde waarderingscriteria. In het vierde lid staat dat indien de score minimaal 78 punten bedraagt, het monument in aanmerking komt voor aanwijzing.
De Erfgoedverordening laat volgens het college geen ruimte voor afweging beneden de 78 punten.
7. Aan het bestreden besluit van 19 november 2020 was een redengevende omschrijving ten grondslag gelegd die betrekking had op zowel erf als opstallen. Omdat de situatie gewijzigd is door de sloop van de opstallen, is er een nieuwe redengevende omschrijving opgesteld, die het college ten grondslag heeft gelegd aan het bestreden besluit van 3 mei 2021.
8. In de redengevende omschrijving van 1 maart 2021, uitgevoerd door het MAB is aangegeven dat het molenerf hoog scoort wat betreft de aspecten cultuurhistorische waarden, situationele en ensemblewaarden, gaafheid, herkenbaarheid en zeldzaamheid. Dit komt overeen met cultuurhistorisch advies dat door [naam adviseur] is opgemaakt. Het molenerf scoort volgens de redengevende omschrijving in totaal 59 punten. Opgemerkt is dat de waarderingscriteria vooral inzetbaar zijn voor waarden van gebouwen, gebouwenensembles of terreinen waarin gebouwen voorkomen. Dat betekent dat de specifiek op architectonische bouw- en kunsthistorische waarden gerichte criteria niet van toepassing kunnen zijn. De relatief lage eindscore daardoor geeft volgens de redengevende omschrijving een vertekende indicatie van de beschermwaardigheid van het geheel.
9. Het college geeft aan dat de waarderingscriteria weliswaar minder geschikt zijn voor onbebouwd erfgoed, maar toch dienen ze te worden gebruikt. De Erfgoedverordening bepaalt in artikel 6, derde lid, immers dat bij de beoordeling door het college vastgestelde waarderingssystematiek wordt gebruikt. Van het college wordt niet verlangd dat per situatie andere criteria worden vastgesteld. Het is met andere woorden een bewuste keuze van de gemeenteraad geweest om de waardering van monumenten op deze manier vorm te geven.
10. Eiseres heeft erop gewezen dat in de redengevende omschrijving is aangegeven dat de relatief lage eindscore een vertekend beeld geeft. De rechtbank overweegt dat ook ten tijde van de oude situatie – toen de opstallen nog niet waren gesloopt – er volgens de redengevende omschrijving van 30 november 2019 sprake was van 76 punten en niet ten minste 78 punten. Het slopen van de bestaande bebouwing heeft dus niet direct tot gevolg gehad dat er een score beneden de grens van 78 punten is gekomen.
Conclusie
11.1
Het college heeft op goede gronden besloten het molenerf niet als gemeentelijk monument aan te wijzen.
11.2
Het beroep gericht tegen bestreden besluit I is niet-ontvankelijk. Voor het overige is het beroep ongegrond. Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep voor zover gericht tegen bestreden besluit I niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep voor het overige ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van mr. E.A. Vermunt, griffier, op 4 april 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Bijlage – wettelijk kader
Erfgoedverordening Bergen op Zoom 2017
§ 3. Aanwijzing gemeentelijk monument
Artikel 5. Aanwijzing als gemeentelijk monument
1. Burgemeester en wethouders kunnen al dan niet op verzoek van een belanghebbende besluiten een gemeentelijk (archeologisch) monument, zijnde een gebouw, bouwwerk, object, tuin of park, dat van bijzonder belang is voor de gemeente vanwege zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde, aan te wijzen als beschermd gemeentelijk (archeologisch) monument.
2. Dit artikel is niet van toepassing op:
a. rijksmonumenten, en
b. monumenten en archeologische monumenten die zijn aangewezen op grond van een provinciale erfgoedverordening als bedoeld in 3.17, eerste lid, van de Erfgoedwet.
3. De aanwijzing als bedoeld in het eerste lid heeft uitsluitend betrekking op het exterieur. Beschermingswaardige elementen uit het interieur, bijgebouwen dan wel andere constructies, vallen uitsluitend onder de beschermende werking van de aanwijzing indien deze uit het oogpunt van cultureel erfgoed van bijzondere betekenis zijn en als zodanig expliciet zijn aangeduid en omschreven in de redengevende beschrijving.
Artikel 6. Voornemen tot aanwijzing en procedure
1. Een voornemen om toepassing te geven aan artikel 5 wordt door burgemeester en wethouders schriftelijk bekendgemaakt aan alle zakelijk gerechtigden op de onroerende zaak die vermeld staan in de openbare registers, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Kadasterwet.
3. Voorafgaand aan het voornemen tot aanwijzing wordt een redengevende beschrijving opgesteld en wordt het object beoordeeld aan de hand van een door burgemeester en wethouders vastgestelde waarderingscriteria.
4. Indien de score minimaal 78 punten bedraagt komt het monument in aanmerking voor aanwijzing.
5. Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.
6. Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.
Artikel 8. Advies WelstandsMonumentenCommissie
1. Burgemeester en wethouders vragen over het voornemen om toepassing te geven aan artikel 5 advies aan de WelstandsMonumentenCommissie waarbinnen enkele leden deskundig zijn op het gebied van de monumentenzorg. Leden van de WelstandsMonumentenCommissie maken geen deel uit van het gemeentebestuur.
2. De WelstandsMonumentenCommissie betrekt in ieder geval de leden die deskundig zijn op het gebied van de monumentenzorg bij het advies.
3. De WelstandsMonumentenCommissie brengt binnen 12 weken na ontvangst van de adviesaanvraag omtrent de aanwijzing als gemeentelijk monument schriftelijk en deugdelijk gemotiveerd advies uit.
Waarderingscriteria
De waarderingscriteria genoemd in artikel 6, derde lid, van de Erfgoedverordening zijn op 26 november 2020 gepubliceerd in het Gemeenteblad 2020, nr. 310700. De waarderingscriteria zijn:
Cultuurhistorische waarden
Architectuur- en kunsthistorische waarden
Situationele en ensemblewaarden
Gaafheid en kenbaarheid
Zeldzaamheid.
Bij uitvoering van de selectiemethodiek wordt elk pand/object op de lijst, zoals opgenomen in de bijlage, bekeken op de bovengenoemde waarderingscriteria en op onderdelen voorzien van een waarderingspunt. Deze puntenreeks loopt van 1 t/m 5. Een 1 geeft aan dat een onderdeel niet scoort of in zeer geringe mate. Een 5 duidt aan dat het betreffende onderdeel uitermate belangrijk is en daardoor zeer hoog scoort. Het totaal aantal punten per pand/object bepaalt de beschermingswaarde van gemeentelijk monument.
Uitkomst
Bij een score van 78 punten of meer komt het monument, conform artikel 6, vierde lid, van de Erfgoedverordening Bergen op Zoom 2017, in aanmerking als bedoeld in artikel 5 lid 1 van de Erfgoedverordening Bergen op Zoom 2017.