In deze zaak hebben opposanten verzet ingesteld tegen eerdere uitspraken van de rechtbank inzake schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in bestuursrechtelijke procedures. De opposanten, die beroep hadden ingesteld tegen besluiten van de gemeente Veere, hebben hun beroepen ingetrokken na een compromis, maar vroegen om schadevergoeding vanwege de overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank had eerder schadevergoeding toegewezen, maar de opposanten stelden dat de rechtbank ten onrechte geen proceskostenvergoeding had toegekend en dat de redelijke termijn onterecht was verlengd.
De rechtbank heeft de verzetten behandeld en vastgesteld dat de eerdere uitspraken van 9 december 2021 en 11 januari 2022 niet voldoende rekening hielden met de proceskosten. De verzetrechter oordeelde dat de rechtbank in haar eerdere uitspraken ten onrechte niets had overwogen over de proceskosten en dat de verzetten gegrond waren. De rechtbank heeft de Staat der Nederlanden veroordeeld tot betaling van de proceskosten voor de verzoeken om schadevergoeding, omdat de overschrijding van de redelijke termijn volledig aan de beroepsfase was toe te rekenen.
De rechtbank heeft de verzetten gedeeltelijk gegrond verklaard en de proceskosten vastgesteld op € 759,- voor de verzoekers en € 569,25 voor de opposanten. De uitspraak is gedaan door mr. G.M.J. Kok op 1 april 2022 en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.