ECLI:NL:RBZWB:2022:1673
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vastgestelde WOZ-waarde van onroerende zaak
Op 28 maart 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van Sabewa Zeeland. De zaak betreft een beroep tegen de vastgestelde waarde van een onroerende zaak voor het kalenderjaar 2019. De heffingsambtenaar had in een beschikking van 28 februari 2019 de waarde van de woning vastgesteld op € 215.000. De belanghebbende, eigenaar van de woning sinds 2017, maakte bezwaar tegen deze waardebepaling, omdat hij vond dat de waarde te hoog was vastgesteld. In de uitspraak op bezwaar van 25 september 2019 verklaarde de heffingsambtenaar het bezwaar ongegrond, waarna de belanghebbende beroep instelde.
De rechtbank heeft de zaak behandeld op 18 maart 2022, waar zowel de belanghebbende als vertegenwoordigers van de heffingsambtenaar aanwezig waren. De rechtbank overwoog dat de waarde van de woning moet worden vastgesteld aan de hand van de vergelijkingsmethode, waarbij de verkoopopbrengst van vergelijkbare woningen als referentie wordt gebruikt. De heffingsambtenaar had een taxatierapport overgelegd waarin de waarde van de woning op de waardepeildatum, 1 januari 2018, werd onderbouwd met vergelijkingsobjecten.
Na beoordeling van het taxatierapport en de argumenten van beide partijen, concludeerde de rechtbank dat de heffingsambtenaar aannemelijk had gemaakt dat de vastgestelde waarde van € 215.000 niet te hoog was. De rechtbank verklaarde het beroep van de belanghebbende ongegrond, waarmee de eerdere waardebepaling door de heffingsambtenaar werd bevestigd. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.