Op 17 januari 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een belastingzaak tussen een belanghebbende gevestigd in Duitsland en de inspecteur van de Belastingdienst. De zaak betreft de afwijzing van verzoeken om teruggaaf van dividendbelasting over de jaren 2012, 2013 en 2014. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een regiezitting heeft plaatsgevonden op 7 juni 2021, maar dat het onderzoek ter zitting achterwege is gebleven. De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard, omdat de belanghebbende, die zich beroept op het Unierecht, niet vergelijkbaar is met een fiscale beleggingsinstelling. De rechtbank verwijst naar het overgangsrecht van de wet Overige fiscale maatregelen 2008 en stelt dat het vrije verkeer van kapitaal niet wordt belemmerd door het feit dat buitenlandse beleggingsinstellingen niet in aanmerking komen voor een tegemoetkoming op basis van de regeling van de afdrachtvermindering. Aangezien er geen recht bestaat op teruggaaf van dividendbelasting, heeft de rechtbank ook geen recht op vergoeding van rente over de ingehouden dividendbelasting erkend. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de uitspraak openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.