In deze zaak heeft eiser, wonende tegenover het Recreatiepark, beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn bezwaar tegen een omgevingsvergunning die is verleend aan het recreatiepark voor tijdelijke verruiming van de horeca. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vergunning is verleend op 11 augustus 2020, maar dat verweerder niet tijdig op het bezwaar heeft beslist. Eiser heeft zijn beroep ingesteld op 24 februari 2021, waarna verweerder alsnog op 24 maart 2021 heeft beslist, maar de rechtbank oordeelt dat het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk is omdat er inmiddels op het bezwaar is beslist. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd omdat de vergunning niet zorgvuldig tot stand is gekomen. De rechtbank oordeelt dat de vergunning niet in strijd mag zijn met een goede ruimtelijke ordening en dat relevante aspecten zoals geluidshinder niet zijn meegenomen in de beoordeling. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om een nieuw besluit te nemen op het bezwaar, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser en moet het griffierecht worden vergoed.