In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 maart 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk geschil tussen eiser, een inwoner van [plaatsnaam], en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 24 maart 2021, waarin de bezwaren tegen een verleende omgevingsvergunning voor tijdelijke verruiming van de horeca op het Recreatiepark [naam recreatiepark] ongegrond zijn verklaard. De vergunning was verleend voor een periode van vijf jaar en betrof een uitbreiding van de horeca voor langskomende recreanten. Eiser stelde dat deze verruiming in feite een permanente uitbreiding was en dat dit zou leiden tot overlast en een negatieve impact op zijn woon- en leefsituatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vergunning is verleend op basis van de kruimelgevallenregeling en dat de vergunninghouder de voorwaarden moet handhaven die aan de vergunning zijn verbonden. De rechtbank oordeelde dat de besluitvorming van verweerder onzorgvuldig was, omdat relevante aspecten zoals geluidshinder niet waren meegenomen in de beoordeling. De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens is verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van eiser en het griffierecht.