ECLI:NL:RBZWB:2022:150

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 januari 2022
Publicatiedatum
17 januari 2022
Zaaknummer
C/02/393385/HA RK 22-1
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
  • Peters
  • Zander
  • Van Lanen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek in belastingzaken

Op 13 januari 2022 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beslissing genomen op een wrakingsverzoek van een verzoeker in verband met twee belastingzaken. Het verzoeker heeft niet aangegeven of hij een of meer van de betrokken rechters wraakt, maar de wrakingskamer gaat ervan uit dat hij de gehele meervoudige belastingkamer heeft willen wraken. De rechters, mr. Pauwels, mr. Kooijmans en mr. Bastiaansen, hebben in hun schriftelijke reactie aangegeven niet in de wraking te berusten.

De wrakingsgronden zijn door verzoeker uiteengezet in een brief van 30 december 2021. Hij stelt dat de rechters vooringenomen hebben gehandeld door de zaken van hem en zijn echtgenote zonder hen te horen te voegen. Verzoeker meent dat de rechters ten onrechte aannemen dat de zaken betrekking hebben op hetzelfde onderwerp en dat hun communicatie niet tijdig en onjuist is.

De wrakingskamer heeft de gronden van verzoeker beoordeeld aan de hand van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht. De wrakingskamer stelt vast dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, en dat er slechts sprake kan zijn van vooringenomenheid als er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit rechtvaardigen. De wrakingskamer concludeert dat de door verzoeker aangevoerde gronden geen zwaarwegende aanwijzingen voor vooringenomenheid opleveren.

Daarom heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking afgewezen en bepaald dat de behandeling van de belastingzaken zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevonden ten tijde van de schorsing wegens de indiening van het wrakingsverzoek. Deze beslissing is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND – WEST-BRABANT

Wrakingskamer
Locatie: Breda
Procedurenummer: C/02/393385/HA RK 22-1
beslissing van 13 januari 2022 op het wrakingsverzoek zoals bedoeld in artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht van:
[verzoeker]
wonend aan de [adres]
hierna te noemen: verzoeker.

1.Procesverloop

Het verloop van deze procedure blijkt onder meer uit:
 de processtukken zoals opgenomen in de procesdossiers van de zaken met nummers BRE 19/2483 IB/PVV PAUW en BRE 19/6107 IB/PVV PAUW,
 de bij brief van 30 december 2021 ontvangen wrakingsgronden,
 de schriftelijke reactie van de betrokken rechters van 10 januari 2022, waaruit blijkt dat zij niet in de wraking berusten.

2.Het verzoek

2.1
Verzoeker heeft niet aangegeven of hij een of meer van de betrokken rechters wraakt. De wrakingskamer gaat er daarom vanuit dat hij beoogd heeft de gehele meervoudige belastingkamer te wraken. Het verzoek strekt dan ook tot wraking van mr. [voorletters] Pauwels, mr. [voorletters] . Kooijmans en mr. [voorletters] Bastiaansen (hierna gezamenlijk te noemen: de rechters), optredend als rechters in de hierboven genoemde zaken. Het verzoek rust op de gronden die door verzoeker in de brief van 30 december 2021 uiteen zijn gezet.
2.2
De rechters berusten niet in het verzoek tot wraking.

3.De feiten en de gronden van het wrakingsverzoek

3.1
In de hoofdzaken gaan de beroepen over een aanslag van de inspecteur van de Belastingdienst gericht aan verzoeker (zaak met nummer 19/6107) en over een andere aanslag van de inspecteur van de Belastingdienst gericht aan de echtgenote van verzoeker, [naam echtgenote verzoeker] (zaak met nummer 19/2483).
3.2
Verzoeker voert aan dat de rechters vooringenomen hebben gehandeld. Daarbij stelt hij dat de rechters op voorstel van de Belastingdienst hebben besloten om de beide hoofdzaken gevoegd te behandelen zonder hem of zijn echtgenote daarover te horen. Dit belemmert hen in hun rechtsgang, aldus verzoeker. Volgens verzoeker gaan de rechters er ten onrechte vanuit dat de zaken betrekking hebben op hetzelfde onderwerp, waaruit blijkt dat zij kijken vanuit het perspectief van de Belastingdienst. Verder voert verzoeker aan dat de communicatie van de rechters niet tijdig is en onjuistheden bevat.

4.De beoordeling

Beoordelingskader
4.1
Op grond van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
4.2
Voorop moet worden gesteld dat bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van een rechter als uitgangspunt geldt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn. Dit is slechts anders als zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert dat een rechter ten aanzien van een procespartij vooringenomen is, althans dat de bij die partij bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is.
Beoordeling van de gronden
4.3
Naar het oordeel van de wrakingskamer kunnen uit de door verzoeker aangevoerde wrakingsgronden geen zwaarwegende omstandigheden zoals bedoeld in 4.2 worden afgeleid. De wrakingskamer overweegt daartoe als volgt.
4.4
De wrakingskamer heeft kennisgenomen van de brief van de rechtbank aan verzoeker van 23 december 2021, waar in de wrakingsgronden naar wordt verwezen. Uit deze brief blijkt dat de beide hoofdzaken op hetzelfde tijdstip op een zitting zijn geagendeerd. Het op zitting behandelen van twee zaken op hetzelfde tijdstip is, anders dan verzoeker lijkt te veronderstellen, geen voeging (zoals bedoeld in artikel 8:14, eerste lid, van de Awb) waarbij van twee zaken één zaak wordt gemaakt. Verder blijkt uit deze brief dat deze wijze van agendering niet op voorhand betekent dat de beide hoofdzaken gezamenlijk worden behandeld, nu aan verzoeker is meegedeeld dat hij indien gewenst bij aanvang van de zitting kan vragen om volgtijdelijke bespreking.
4.5
De beslissing van de rechters om de beide hoofdzaken op deze manier op zitting te agenderen, is een procesbeslissing. Op grond van het arrest van de Hoge Raad, de hoogste rechter in onder meer belastingzaken, van 25 september 2018 (ECLI:NL:HR:2018:1413) komt de wrakingskamer geen oordeel toe over de juistheid van een procesbeslissing, de vraag of al dan niet hoor en wederhoor correct is toegepast daaronder begrepen. Ook over de motivering van een procesbeslissing mag de wrakingskamer geen oordeel geven, zelfs niet als het gaat om een door verzoeker onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of het gestelde ontbreken van een motivering. De reden hiervoor is dat er tegen een uitspraak van de rechtbank doorgaans een rechtsmiddel (zoals hoger beroep) kan worden ingesteld waarbij dit aan de orde kan komen. Alleen als een procesbeslissing in het licht van de omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid, kan dat tot een ander oordeel leiden. Dat daarvan in deze zaak sprake zou zijn, is niet onderbouwd en daarvan is naar het oordeel van de wrakingskamer ook niet gebleken.
4.6
Gelet op het voorgaande kan niet worden geconcludeerd dat de rechters ten aanzien van verzoeker vooringenomen zijn of dat verzoekers vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarom is de wrakingskamer van oordeel dat het wrakingsverzoek kennelijk ongegrond moet worden verklaard.
4.7
Omdat sprake is van een kennelijk ongegrond wrakingsverzoek laat de wrakingskamer een mondelinge behandeling van het verzoek achterwege.
Beslissing
De rechtbank:
 wijst het verzoek tot wraking af;
 bepaalt dat de behandeling van de zaken met nummers BRE 19/2483 IB/PVV PAUW en BRE 19/6107 IB/PVV PAUW zullen worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevonden ten tijde van de schorsing wegens de indiening van dit verzoek.
Deze beslissing is genomen door mr. Peters, rechter en voorzitter, en mr. Zander en mr. Van Lanen, rechters, in aanwezigheid van mr. Hamans, griffier. De beslissing wordt openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.