Op 5 januari 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en het Dagelijks Bestuur van Orionis Walcheren. De eiser had op 1 november 2019 een aanvraag ingediend voor een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet. Echter, het Dagelijks Bestuur van Orionis Walcheren heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen, omdat de eiser de gevraagde gegevens en bewijsstukken niet tijdig had ingeleverd. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, maar dit verzoek werd afgewezen door de voorzieningenrechter op 3 januari 2020.
In het bestreden besluit van 17 februari 2020 verklaarde Orionis het bezwaar van eiser ongegrond. De rechtbank heeft het beroep van eiser op 24 november 2021 behandeld, waarbij zowel eiser als zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals vertegenwoordigers van Orionis. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet binnen de gestelde termijn de benodigde gegevens heeft ingeleverd, ondanks herhaalde verzoeken van Orionis. De rechtbank oordeelde dat de financiële situatie van de aanvrager essentieel is voor de beoordeling van de aanvraag en dat eiser niet voldoende inzicht heeft gegeven in zijn financiële situatie.
De rechtbank concludeerde dat Orionis in redelijkheid de aanvraag van eiser buiten behandeling heeft kunnen stellen. Eiser heeft onvoldoende bewijs geleverd dat hij aan zijn inlichtingenplicht heeft voldaan. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. Deze uitspraak is openbaar gemaakt op 5 januari 2022.