ECLI:NL:RBZWB:2022:1477
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen verlaging van Ziektewetuitkering na bevalling en psychische klachten
In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en het UWV. Eiseres, een 30-jarige vrouw, had haar Ziektewetuitkering verlaagd gezien na een besluit van het UWV van 9 december 2020. Dit besluit was gebaseerd op de stelling dat haar arbeidsongeschiktheid niet het gevolg was van haar bevalling of de daaraan voorafgaande zwangerschap. Eiseres had zich eerder ziek gemeld in verband met psychische klachten, die volgens haar verband hielden met haar zwangerschap en bevalling. Het UWV had haar bezwaren tegen het primaire besluit ongegrond verklaard in een besluit van 18 februari 2021, waarna eiseres beroep instelde.
Tijdens de zitting op 3 maart 2022 in Breda, waar eiseres aanwezig was en het UWV vertegenwoordigd werd door mr. M. Reitsma, werd het medisch onderzoek van het UWV besproken. De rechtbank oordeelde dat het UWV voldoende zorgvuldig had gehandeld en dat er geen direct causaal verband was tussen de psychische klachten van eiseres en haar bevalling. De rechtbank baseerde haar oordeel op medische rapportages van UWV-artsen, die concludeerden dat de psychische klachten van eiseres voortkwamen uit een reeds bestaande borderline persoonlijkheidsstoornis en niet uit de bevalling of zwangerschap.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat het UWV de verlaging van de uitkering terecht had doorgevoerd. Eiseres had in de periode van 5 december 2019 tot 26 maart 2020 een uitkering op grond van de Wet arbeid en zorg ontvangen en was op 13 januari 2020 bevallen. De rechtbank concludeerde dat de zwangerschaps- of bevallingsklachten van eiseres waren beëindigd en dat de psychische klachten niet het gevolg waren van de zwangerschap of bevalling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.