ECLI:NL:RBZWB:2022:1477

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 maart 2022
Publicatiedatum
24 maart 2022
Zaaknummer
AWB- 21_1399
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verlaging van Ziektewetuitkering na bevalling en psychische klachten

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en het UWV. Eiseres, een 30-jarige vrouw, had haar Ziektewetuitkering verlaagd gezien na een besluit van het UWV van 9 december 2020. Dit besluit was gebaseerd op de stelling dat haar arbeidsongeschiktheid niet het gevolg was van haar bevalling of de daaraan voorafgaande zwangerschap. Eiseres had zich eerder ziek gemeld in verband met psychische klachten, die volgens haar verband hielden met haar zwangerschap en bevalling. Het UWV had haar bezwaren tegen het primaire besluit ongegrond verklaard in een besluit van 18 februari 2021, waarna eiseres beroep instelde.

Tijdens de zitting op 3 maart 2022 in Breda, waar eiseres aanwezig was en het UWV vertegenwoordigd werd door mr. M. Reitsma, werd het medisch onderzoek van het UWV besproken. De rechtbank oordeelde dat het UWV voldoende zorgvuldig had gehandeld en dat er geen direct causaal verband was tussen de psychische klachten van eiseres en haar bevalling. De rechtbank baseerde haar oordeel op medische rapportages van UWV-artsen, die concludeerden dat de psychische klachten van eiseres voortkwamen uit een reeds bestaande borderline persoonlijkheidsstoornis en niet uit de bevalling of zwangerschap.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat het UWV de verlaging van de uitkering terecht had doorgevoerd. Eiseres had in de periode van 5 december 2019 tot 26 maart 2020 een uitkering op grond van de Wet arbeid en zorg ontvangen en was op 13 januari 2020 bevallen. De rechtbank concludeerde dat de zwangerschaps- of bevallingsklachten van eiseres waren beëindigd en dat de psychische klachten niet het gevolg waren van de zwangerschap of bevalling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/1399 ZW

uitspraak van 30 maart van de rechtbank in de zaak tussen

[naam eiseres] (eiseres), te [plaatsnaam] ,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV), verweerder.

Procesverloop

In een besluit van 9 december 2020 (primair besluit) heeft het UWV de uitkering van eiseres op grond van de Ziektewet (ZW) verlaagd.
In een besluit van 18 februari 2021 (bestreden besluit) heeft het UWV de bezwaren van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 3 maart 2022. Eiseres is verschenen. Het UWV werd vertegenwoordigd door mr. M. Reitsma.

OverwegingenRelevante feiten en omstandigheden

1. Eiseres is een 30-jarige vrouw die voorheen werkzaam was als [naam functie] bij transportbedrijf [naam bedrijf 1] voor 40 uur per week. Zij meldde zich ziek voor dit werk in december 2018. Eiseres is gere-integreerd voor 12 uur per week in de periode van 18 maart 2019 tot en met 19 juni 2019, en heeft zich op 10 juni 2019 opnieuw ziekgemeld bij het UWV in juni 2019 wegens arbeidsongeschiktheid als gevolg van haar zwangerschap. Per 1 oktober 2019 is eiseres uit dienst gegaan bij [naam bedrijf 1] .
Eiseres heeft in de periode van 5 december 2019 tot 26 maart 2020 een uitkering ontvangen op grond van de Wet arbeid en zorg (WAZO). Zij is op 13 januari 2020 bevallen, en aansluitend aan haar WAZO-uitkering meldde zij zich per 26 maart 2020 weer ziek als gevolg van zwangerschap of bevalling. Het UWV heeft in een besluit van 25 augustus 2020 een ZW-uitkering aan eiseres toegekend met ingang van 26 mei 2020. De hoogte van deze uitkering bedroeg 100% van het dagloon van eiseres.
In het primaire besluit heeft het UWV de ZW-uitkering van eiseres verlaagd naar 70% van het dagloon (€ 132,24) met ingang van 11 december 2020. Het UWV heeft hieraan ten grondslag gelegd dat eiseres vanaf deze datum nog steeds ziek is, maar dat haar zwangerschaps- of bevallingsklachten zijn beëindigd. In het bestreden besluit heeft het UWV de bezwaren van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Juridisch kader
2. Op grond van artikel 19, eerste lid, van de ZW heeft de verzekerde bij ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte recht op ziekengeld.
3. Ingevolge artikel 29a, vierde lid, van de ZW heeft – kort weergegeven – recht op ziekengeld ter hoogte van haar dagloon de vrouwelijke verzekerde, indien zij aansluitend op het recht op uitkering ingevolge van WAZO in verband met bevalling ongeschikt is tot het verrichten van haar arbeid en die ongeschiktheid haar oorzaak vindt in de bevalling of de daaraan voorafgaande zwangerschap. Vereist is daarom een direct causaal verband met de bevalling of de daaraan voorafgaande zwangerschap (zie ook de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 11 maart 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:560).
Standpunt eiseres
4. Eiseres stelt – kort samengevat – dat zij al langere tijd last heeft van psychische klachten. Er is in haar verleden veel gebeurd, en daarnaast ervaart zij veel stress door de financiële gevolgen van de coronapandemie, de verlaging van haar uitkering en een verstoorde relatie met haar schoonfamilie. Eiseres verwijst verder naar informatie over postnatale depressies.
Waar gaat het in deze zaak over?
5. Niet in geschil is dat eiseres op de datum in geding van 11 december 2020 nog ongeschikt was voor haar arbeid. Het geschil gaat enkel om de vraag of die ongeschiktheid zijn oorzaak vindt in de bevalling of de daaraan voorafgaande zwangerschap. Volgens het UWV is dit niet het geval, waarbij het zich baseert op medische rapportages van een verzekeringsarts van 7 december 2020 en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) van 15 februari 2021.
Het medisch onderzoek van het UWV
6. UWV-arts [naam arts] heeft het dossier van eiseres bestudeerd. Ook heeft zij eiseres telefonisch gesproken op 13 november 2020. De UWV-arts overweegt dat eiseres al langere tijd snel overbelast was. Toen zij na de laatste uitval bij de [naam bedrijf 2] werd gediagnosticeerd bleek zij ook zwanger te zijn, waardoor zij niet verder ging re-integreren voor haar eigen werk. In januari 2020 is eiseres bevallen van een gezonde zoon, waarna de behandelende psychiater een post-partum depressie heeft vastgesteld (in de volksmond bekend als een postnatale depressie). Deze lijkt tien maanden na de bevalling weer hersteld te zijn, mede gezien de anamnestisch vastgestelde goede nachtrust en stemming. Eiseres geeft nog borstvoeding, gebruikt nog antidepressiva en heeft nog wekelijks begeleiding van GGZ. Haar dagritme is goed, haar psychische toestand ook en lichamelijk lijkt zij grotendeels hersteld. In januari vangt schema-therapie aan (drie keer per week) bij een psychotherapeute gespecialiseerd in borderline persoonlijkheidsstoornissen. Eiseres kan zich goed concentreren. Ze volgt een HBO-studie thuis en doet ook de financiën en administratie voor het gezin. Het herstel van eiseres lijkt zich goed te hebben ingezet, maar zij heeft nog wat tijd nodig. Het onderzoek door de behandelende sector is afgerond. Eiseres is uitgebreid begeleid en behandeld, en start een aanvullende behandeling begin 2021. De prognose van de arbeidsongeschiktheid lijkt nog enkele maanden te bedragen. De verwachting met betrekking tot werkhervatting in eigen werk, dan wel ander passend werk lijkt goed. Eiseres zal in februari of maart 2021 fysiek worden oproepen voor een spreekuur.
7. Verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts] heeft de beschikbare medische gegevens bestudeerd, en informatie uit de behandelend sector betrokken in zijn beoordeling in de vorm van een brief van psychiater [naam psychiater] van 9 februari 2021. De verzekeringsarts b&b rapporteert dat eiseres voor haar zwangerschap al klachten had die voortkomen uit haar borderline- en ontwijkende persoonlijkheidsstoornissen, waarbij obsessief-compulsieve kenmerken meespelen. Na de bevalling is door de psychiater ook de diagnose postpartum depressie gesteld. In december 2020 is eiseres weer op het spreekuur gezien. Zij gaf toen aan dat het aardig goed met haar gaat. Ze slaapt rustiger, heeft een goed dagritme en voelt zich tot rust komen. Bij onderzoek is de stemming gezien de omstandigheden neutraal en opgewekt. Behandeling door de psychiater vindt nog eens per drie maanden plaats, behandeling door de SMV eens in de maand, en daarnaast ziet eiseres wekelijks een GGZ-thuisbehandelaar voor steun in praktische zaken. Samen hebben zij eiseres voorgesteld om vanaf januari schematherapie te gaan volgen. Ook volgens de verzekeringsarts b&b lijkt de depressie op basis van de anamnese inderdaad (goeddeels) in remissie te zijn, en niet meer voor arbeidsongeschiktheid te zorgen. De psychiater schrijft ook dat de post partum depressie in december 2020 partieel in remissie was. Op basis van de anamnese is het de vraag of überhaupt nog sprake is van arbeidsongeschiktheid. In het rapport van de primaire arts leest de verzekeringsarts b&b tussen de regels door dat arbeidsongeschiktheid nog wordt aangenomen met het oog op behandeling die in januari zal starten. Omdat deze is gericht op de borderline persoonlijkheidsstoornis van eiseres – een aandoening die al voor de zwangerschap aanwezig was – kan volgens de verzekeringsarts b&b niet langer worden gesteld dat eiseres per 11 december 2020 arbeidsongeschikt is als gevolg van zwangerschap en bevalling.
Was het medische onderzoek van het UWV voldoende zorgvuldig?
8. UWV-arts [naam arts] heeft het dossier van eiseres bestudeerd. Ook heeft zij eiseres telefonisch gesproken op 13 november 2020. Verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts] heeft de beschikbare medische gegevens bestudeerd, en informatie uit de behandelend sector betrokken in zijn beoordeling in de vorm van een brief van psychiater [naam psychiater] van 9 februari 2021. De UWV-artsen beschikten hiermee over voldoende inzicht in de medische situatie van eiseres. Uit hun rapporten blijkt dat zij op de hoogte waren van de klachten van eiseres, waaronder haar psychische klachten. Deze hebben zij ook kenbaar betrokken in de beoordelingen. Verder is de uitkomst van het medisch onderzoek voldoende onderbouwd. De stelling van eiseres dat haar psychotherapeut in januari 2022 al binnen vijf minuten door had dat het niet goed met haar ging, en dat de beslissing van het UWV anders was uitgevallen als zij persoonlijk was gezien slaagt niet. In een aanvullend rapport van de verzekeringsarts b&b van 24 februari 2022 wordt terecht opgemerkt dat de situatie van eiseres in januari 2022 niet kan worden vergeleken met die op de datum in geding. Verder heeft het UWV ter zitting terecht opgemerkt dat aan eiseres is gevraagd of zij gebruik wilde maken van een hoorzitting, maar dat zij hiervan heeft afgezien. De rechtbank ziet gezien het voorgaande geen aanleiding voor de conclusie dat het medische onderzoek van het UWV onvoldoende zorgvuldig is geweest.
Beoordeling van het inhoudelijke standpunt van het UWV
9. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het UWV deugdelijk gemotiveerd waarom vanaf 11 december 2020 een direct causaal verband ontbrak tussen de bevalling of de daaraan voorafgaande zwangerschap en de psychische klachten van eiseres. Het UWV heeft daarbij terecht veel betekenis toegekend aan de brief van psychiater [naam psychiater] van 9 februari 2021, waarin is opgenomen dat de post partum depressie in december 2020 partieel in remissie was.
10. De verzekeringsarts b&b heeft in aanvullende rapporten van 12 april 2021 en 24 februari 2022 steekhoudend gemotiveerd waarom eiseres niet kan worden gevolgd in wat zij aanvoert over het standpunt van het UWV. De door eiseres gestelde omstandigheid dat zij voor haar zwangerschap al bekend was met psychische problematiek was bij zowel de primaire arts als de verzekeringsarts b&b bekend. Eiseres noemt een aantal stressfactoren in haar leven die geen relatie hebben met haar zwangerschap of bevalling, maar die wel invloed hebben op haar klachten. Het gaat hierbij om omstandigheden die zich hebben voorgedaan na de datum in geding, en wat zij beschrijft kan bovendien beter worden geduid in het kader van de gediagnosticeerde borderline persoonlijkheidsstoornis in combinatie met sociale problematiek. De door eiseres overgelegde informatie over postnatale depressies is algemeen van aard, en zegt daarom niets over haar specifieke situatie. Met betrekking tot de miskraam die eiseres in december 2020 heeft gehad merkt de verzekeringsarts b&b terecht op dat eiseres hier geen melding van heeft gemaakt bij de UWV-arts in primo en de verzekeringsarts b&b in de bezwaarfase. Ook de psychiater heeft hier geen melding van gemaakt in zijn brief aan het UWV. Omdat de miskraam blijkbaar dus niet heeft geleid tot een terugval in de klachten van eiseres rond de datum in geding, geeft deze omstandigheid geen reden om toch arbeidsongeschiktheid wegens zwangerschap of bevalling aan te nemen.
Conclusie
11. Het beroep wordt ongegrond verklaard. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. M.I.P. Buteijn, griffier, op 30 maart 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl. De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.