ECLI:NL:RBZWB:2022:1409

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 maart 2022
Publicatiedatum
21 maart 2022
Zaaknummer
AWB- 21_2036
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie transitievergoeding na beëindiging arbeidsovereenkomst tijdens ziekte

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 maart 2022, werd het beroep van eiseres gegrond verklaard. Eiseres had een aanvraag ingediend voor compensatie van de transitievergoeding, die was afgewezen door het UWV. De rechtbank oordeelde dat het UWV ten onrechte had geweigerd om compensatie toe te kennen, omdat de arbeidsovereenkomst van de werkneemster was beëindigd op een moment dat eiseres meende dat de periode van 104 weken ziekte was verstreken. Eiseres had zich gebaseerd op een foutieve ingangsdatum van de WIA-uitkering, die door het UWV was verstrekt. De rechtbank stelde vast dat eiseres de intentie had om de arbeidsovereenkomst pas na de afloop van het opzegverbod van twee jaar te beëindigen. De rechtbank oordeelde dat de administratieve vergissing van eiseres, in combinatie met de fout van het UWV, niet aan eiseres kon worden tegengeworpen. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit van het UWV en droeg hen op om binnen vier weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de rechtbank het UWV ook veroordeelde tot het vergoeden van de proceskosten en het griffierecht aan eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/2036 CRTV

uitspraak van de meervoudige kamer van 18 maart 2022 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres

gemachtigde: mr. T.M.A. Arts,
en
De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV)
,verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 26 november 2020 (primair besluit) heeft het UWV de aanvraag van eiseres om compensatie van de transitievergoeding afgewezen.
In het besluit van 30 maart 2021 (bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 23 februari 2022.
Hierbij waren namens eiseres aanwezig haar gemachtigde en [naam vertegenwoordiger] . Het UWV heeft deelgenomen via een telefoonverbinding. Eiseres heeft ingestemd met deze wijze van deelname aan de zitting.
De behandeling ter zitting is geschorst om eiseres nog in de gelegenheid te stellen nadere stukken over te leggen. Eiseres heeft de rechtbank bij brief van 1 maart 2022 laten weten dat er na 25 juli 2017 geen salaris meer is betaald. Vervolgens is het onderzoek, zoals afgestemd met partijen ter zitting, op 8 maart 2022 gesloten.

Overwegingen

Feiten
1. Bij eiseres was in dienst [naam werkneemster] (werkneemster). Op 15 augustus 2015 heeft werkneemster zich ziek gemeld.
De arbeidsovereenkomst met werkneemster is beëindigd per 25 juli 2017.
Eiseres heeft een aanvraag gedaan voor compensatie van de aan werkneemster betaalde transitievergoeding.
Met het primaire besluit is de aanvraag van eiseres afgewezen, omdat de arbeidsovereenkomst is beëindigd voor afloop van het opzegverbod wegens ziekte.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Dit bezwaar is met het bestreden besluit ongegrond verklaard.
Geschil
2. In geschil is of het UWV op goede gronden heeft geweigerd aan eiseres een compensatie van de transitievergoeding toe te kennen.
Wettelijk kader
3. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak en maakt hiervan onderdeel uit.
Standpunt eiseres
4. Eiseres voert aan dat er ten tijde van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst nog geen sprake was van een compensatieregeling. Het UWV heeft in het WIA-toekenningsbesluit van 9 augustus 2017 zelf een foutieve ingangsdatum van de WIA-uitkering genoemd, te weten 25 juli 2017. Eiseres is van die datum uitgegaan bij de beëindiging van de arbeidsovereenkomst met werkneemster. De compensatieregeling pakt voor eiseres zeer onrechtvaardig uit. Eiseres doet een beroep op de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
Standpunt UWV
5. Het UWV handhaaft zijn standpunt dat eiseres geen recht op compensatie van de transitievergoeding heeft. Daarbij heeft het UWV verwezen naar een uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 28 juli 2021 (ECLI:NL:RBROT:2021:7057) waarin eveneens binnen de termijn van het opzegverbod van twee jaar de arbeidsovereenkomst was beëindigd en geoordeeld was dat geen recht bestond op compensatie. Verder heeft het UWV opgemerkt dat eiseres een eigen verantwoordelijkheid heeft bij het opstellen van vaststellingsovereenkomsten en dat zij geacht word de wet (en daarmee het geldende opzegverbod) te kennen. Er is volgens het UWV geen verband tussen de ingangsdatum van de WIA-uitkering en de ontslagdatum. Volgens intern beleid wordt aan werkgevers die opzeggen na 104 weken loondoorbetaling en daarmee 2 à 3 dagen voor het verstrijken van de 2 jaar termijn, niet tegengeworpen dat zij de arbeidsovereenkomst binnen de termijn van 2 jaar hebben opgezegd. De onderhavige situatie valt niet onder dit beleid.
Beoordeling rechtbank
6. Niet in geschil is dat eiseres volgens de wettelijke bepalingen geen recht heeft op compensatie van de door haar betaalde transitievergoeding, omdat de arbeidsovereenkomst binnen de termijn van het opzegverbod is beëindigd. Eiseres heeft zich echter op het standpunt gesteld dat zij wel de intentie had om de arbeidsovereenkomst na twee jaar ziekte te beëindigen, maar door het UWV op het verkeerde been is gezet. Vast staat dat het UWV een foutieve ingangsdatum - 25 juli 2017 - heeft vermeld in het besluit waarmee een WIA-uitkering aan werkneemster is toegekend. De ingangsdatum van de uitkering is echter 12 augustus 2017, na 104 weken arbeidsongeschiktheid van de werkneemster. Op 14 augustus 2017 was werkneemster 2 jaar ziek.
7. Uit de stukken blijkt dat eiseres de ingangsdatum van 25 juli 2017, genoemd in het WIA-toekenningsbesluit, als uitgangspunt heeft genomen bij de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Hoewel in de vaststellingsovereenkomst niet met zoveel woorden is opgenomen dat de reden voor de beëindiging van de arbeidsovereenkomst is gelegen in een periode van 104 weken of 2 jaar van arbeidsongeschiktheid, blijkt dit wel impliciet. De ontslagdatum ligt relatief kort voor de dag dat werkneemster 2 jaar ziek was. Verder is in de vaststellingsovereenkomst opgenomen dat er binnen 26 weken geen passende arbeid voor werknemer beschikbaar is. Verder staat ook in de aanvraag om compensatie vermeld dat de reden voor beëindiging gelegen is in 2 jaar ziekte. De rechtbank is van oordeel dat uit deze stukken, in onderling samenhang bezien, genoegzaam blijkt dat eiseres de bedoeling heeft gehad om de arbeidsovereenkomst te beëindigen na 2 jaar ziekte. Dat zij er daarbij abusievelijk van uit is gegaan dat de periode van 104 weken dan wel 2 jaar afgelopen is op 25 juli 2017, kan haar niet worden tegengeworpen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
8. In beginsel kan er vanuit worden gegaan dat een WIA-uitkering wordt toegekend na een wachttijd van 104 weken arbeidsongeschiktheid. Dit is alleen anders als er sprake is van een verkorte wachttijd. Hiervan is in het geval van de werkneemster geen sprake. Het is dan ook begrijpelijk dat eiseres van de door het UWV genoemde ingangsdatum is uitgegaan. Dat eiseres uit de eigen verzuimregistratie had kunnen opmaken dat werkneemster op 15 augustus 2015 arbeidsongeschikt is geworden, maakt dat niet anders. Werkneemster was toentertijd ongeveer 2 jaar arbeidsongeschikt en eiseres hoefde niet bedacht te zijn op de onjuistheid van de vermelde datum, zodat een controle in haar eigen systeem niet op haar weg lag. Er zijn overigens ook omstandigheden denkbaar dat de 104 weken niet aansluitend vanaf de eerste dag van ziekte geteld moet worden. In die gevallen waarbij er sprake is van een zogenaamde samengestelde wachttijd [1] kunnen ook eerdere perioden van ziekte meegeteld worden bij het bereiken van de wachttijd. Van het UWV mag verwacht worden dat zij in het toekenningsbesluit een juiste ingangsdatum van de WIA-uitkering noemt. Door de foutieve datum is eiseres op het verkeerde been gezet. Eiseres mocht dan ook uitgaan van de juistheid van de door het UWV genoemde ingangsdatum. Het gegeven dat in een bijlage bij dit besluit een andere datum wordt genoemd betekent niet dat met recht gesteld kan worden dat eiseres bewust tot een beëindiging van de arbeidsovereenkomst is gekomen voordat de periode van 104 weken of 2 jaar is afgelopen.
9. Uit het voorgaande volgt dat eiseres duidelijk de bedoeling heeft gehad om de arbeidsovereenkomst te beëindigen na afloop van het opzegverbod van 2 jaar. De (administratieve) vergissing die eiseres heeft gemaakt kan haar, gelet op de fout van het UWV in het WIA-toekenningsbesluit, niet worden aangerekend. Daarom is deze zaak ook niet vergelijkbaar met de door het UWV aangehaalde uitspraak van de rechtbank Rotterdam.
Bij de beoordeling of eiseres recht heeft op compensatie van de transitievergoeding moet er in onderhavige zaak van worden uitgegaan dat de arbeidsovereenkomst is beëindigd na het verstrijken van de periode van 2 jaar arbeidsongeschiktheid. Het UWV heeft ten onrechte het verzoek van eiseres om compensatie afgewezen.
Het beroep zal om die reden gegrond worden verklaard en de rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen. De overige beroepsgronden behoeven geen nadere bespreking.
De rechtbank zal het UWV opdragen binnen vier weken nadat deze uitspraak kracht van gewijsde heeft gekregen een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank kan niet zelf in de zaak voorzien omdat een berekening van de hoogte van de compensatievergoeding ontbreekt. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding een bestuurlijke lus toe te passen, omdat dat geen doelmatige en efficiënte manier is om de zaak af te doen. Het UWV heeft immers ter zitting verklaard in hoger beroep te gaan tegen de uitspraak als de rechtbank het beroep gegrond zou verklaren.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet het UWV aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.
De rechtbank veroordeelt het UWV in de door eiseres gemaakte proceskosten. De proceskosten worden berekend volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht. Het UWV wordt veroordeeld om de kosten van rechtsbijstand te vergoeden. Deze kosten stelt de rechtbank vast op € 1.518,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 759,00 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
- draagt het UWV op binnen vier weken nadat deze uitspraak kracht van gewijsde heeft gekregen een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 360,00 aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.518,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus, voorzitter, en
mr. S.A.M.L. van de Sande en mr. I.M. Josten, leden, in aanwezigheid van
mr. A.J.M. van Hees, griffier, op 18 maart 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Bijlage wettelijk kader

Burgerlijk wetboek, boek 7

Artikel 670
eerste lid, onder a
De werkgever kan niet opzeggen gedurende de tijd dat de werknemer ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte, tenzij de ongeschiktheid ten minste twee jaren heeft geduurd, dan wel zes weken voor de werknemer die de in artikel 7, onderdeel a, van de Algemene Ouderdomswet bedoelde leeftijd heeft bereikt.
Artikel 673
eerste lid, onder a
De werkgever is aan de werknemer een transitievergoeding verschuldigd indien de arbeidsovereenkomst:
1° door de werkgever is opgezegd;
2° op verzoek van de werkgever is ontbonden; of
3° na een einde van rechtswege op initiatief van de werkgever niet aansluitend is voortgezet en voor het eindigen van de arbeidsovereenkomst geen opvolgende arbeidsovereenkomst is aangegaan, die tussentijds kan worden opgezegd en ingaat na een tussenpoos van ten hoogste zes maanden; of
Artikel 673e
eerste lid, onder a
Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, genoemd in hoofdstuk 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, verstrekt op verzoek van de werkgever die op grond van artikel 673 een transitievergoeding verschuldigd was, een vergoeding, indien de arbeidsovereenkomst na de periode, bedoeld in artikel 670, lid 1, onderdeel a, en lid 11:
1°. is beëindigd omdat de werknemer wegens ziekte of gebreken niet meer in staat was de bedongen arbeid te verrichten; of
2°. van rechtswege is geëindigd en de werknemer op het tijdstip waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, wegens ziekte of gebreken niet in staat was de bedongen arbeid te verrichten;
derde lid
De leden 1 en 2 zijn van overeenkomstige toepassing, indien de werkgever op grond van artikel 673 een transitievergoeding verschuldigd zou zijn als de arbeidsovereenkomst, die bij overeenkomst is beëindigd, door opzegging of door ontbinding zou zijn beëindigd.
zevende lid
Bij regeling van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid worden regels gesteld met betrekking tot de aanvraag van de vergoeding, bedoeld in dit artikel.

Voetnoten

1.Artikel 23, derde lid, van de WIA: perioden van arbeidsongeschiktheid die elkaar opvolgen binnen een periode van 4 weken worden samengeteld.