ECLI:NL:RBZWB:2022:139
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Terugvordering Tozo-uitkering en niet-ontvankelijkheid bezwaar
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 januari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda. De eiser, eigenaar van twee horecazaken in Amsterdam, ontving een Tozo-uitkering over de periode van 1 maart 2020 tot en met 31 mei 2020. Echter, op 17 september 2020 besloot de verweerder om deze uitkering te herzien en een bedrag van € 4.008,83 terug te vorderen. Eiser maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het bezwaar werd op 11 februari 2021 door verweerder niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaarschrift te laat was ingediend.
De rechtbank heeft op 23 december 2021 de zaak behandeld, waarbij eiser en een vertegenwoordiger van verweerder aanwezig waren. Eiser voerde aan dat de termijnoverschrijding te maken had met de stress en zorgen als gevolg van de coronamaatregelen, die hem belemmerden om tijdig te reageren. De rechtbank oordeelde echter dat de omstandigheden van eiser niet voldoende waren om de termijnoverschrijding als verschoonbaar te beschouwen. De rechtbank benadrukte dat de termijnen voor bezwaar en beroep van openbare orde zijn en dat er geen reden was om af te wijken van de wettelijke termijnen.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiser ongegrond en bevestigde de beslissing van verweerder om het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren. De uitspraak werd gedaan door mr. drs. E.J. Govaers, in aanwezigheid van griffier D. Alblas, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.