Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[belanghebbende], wonende te [woonplaats] ,
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 18 maart 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de onroerendezaakbelasting en watersysteemheffing. De zaak is ingediend door een gemachtigde namens een belanghebbende, die het beroepschrift had ingediend tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Rucphen. Het beroepschrift was echter niet voorzien van een schriftelijke machtiging, wat noodzakelijk is wanneer het niet mede-ondertekend is door de belastingplichtige. Dit verzuim is in strijd met artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De griffier heeft de gemachtigde in de gelegenheid gesteld om het verzuim te herstellen, met een termijn van vier weken, gevolgd door een herinnering per aangetekende brief. Ondanks deze waarschuwingen heeft de gemachtigde het verzuim niet hersteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangetekende brief door de gemachtigde is afgehaald, maar er is geen actie ondernomen om het verzuim te verhelpen.
Gelet op deze omstandigheden heeft de rechtbank besloten om de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk te verklaren. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden aangetekend bij de rechtbank.