ECLI:NL:RBZWB:2022:1382

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 maart 2022
Publicatiedatum
18 maart 2022
Zaaknummer
BRE-21_4679
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijk verklaring van beroepschrift inzake onroerendezaakbelasting en watersysteemheffing

Op 18 maart 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de onroerendezaakbelasting en watersysteemheffing. De zaak is ingediend door een gemachtigde namens een belanghebbende, die het beroepschrift had ingediend tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Rucphen. Het beroepschrift was echter niet voorzien van een schriftelijke machtiging, wat noodzakelijk is wanneer het niet mede-ondertekend is door de belastingplichtige. Dit verzuim is in strijd met artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De griffier heeft de gemachtigde in de gelegenheid gesteld om het verzuim te herstellen, met een termijn van vier weken, gevolgd door een herinnering per aangetekende brief. Ondanks deze waarschuwingen heeft de gemachtigde het verzuim niet hersteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangetekende brief door de gemachtigde is afgehaald, maar er is geen actie ondernomen om het verzuim te verhelpen.

Gelet op deze omstandigheden heeft de rechtbank besloten om de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk te verklaren. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden aangetekend bij de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 21/4679
uitspraak van 18 maart 2022
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[gesteld gemachtigde] ,die heeft gesteld het beroepschrift te hebben ingediend namens,
[belanghebbende], wonende te [woonplaats] ,
belanghebbende,
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Rucphen,

de heffingsambtenaar.

Motivering

[gesteld gemachtigde] heeft een beroepschrift toegestuurd betreffende de uitspraak op bezwaar tegen de bij beschikking krachtens de Wet waardering onroerende zaken vastgestelde waarde van het pand [adres] te ( [postcode] ) Rucphen en de in hetzelfde geschrift vervatte beschikkingen onroerendezaakbelasting en watersysteemheffing.
Bij het beroepschrift is geen schriftelijke machtiging meegestuurd. Dat had wel gemoeten, aangezien het beroepschrift niet mede-ondertekend is door de belastingplichtige en niet gebleken is dat de verzender van het beroepschrift advocaat is. Dit betekent dat er sprake is van een verzuim als bedoeld in artikel 6:6 van de Awb.
De griffier heeft de gemachtigde bij brief van 12 november 2021 de kans gegeven dit verzuim te herstellen binnen vier weken na de datum van verzending van die brief. Dit verzoek is herhaald bij aangetekende brief van 23 december 2021 met een laatste termijn van twee weken. Deze brieven bevatten de waarschuwing dat indien het verzuim niet tijdig wordt hersteld, de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk kan verklaren.
Volgens gegevens van Track&Trace van PostNL is de aangetekende brief afgehaald op een afhaallocatie van PostNL.
De gemachtigde heeft het verzuim niet hersteld binnen de gestelde termijn en heeft het verzuim nog altijd niet hersteld.
De rechtbank ziet onder deze omstandigheden aanleiding om de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk te verklaren op grond van artikel 6:6 van de Awb.
Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 18 maart 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending verzet worden gedaan bij de rechtbank (artikel 8:55 Awb). De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.