ECLI:NL:RBZWB:2022:1377

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 maart 2022
Publicatiedatum
18 maart 2022
Zaaknummer
BRE-21_4619
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake informatiebeschikking inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen

Op 18 maart 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarbij belanghebbende een beroepschrift had ingediend tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst. Het beroepschrift betrof een informatiebeschikking inzake de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 2007 tot en met 2011. Belanghebbende had echter geen motivering bij het beroepschrift gevoegd, wat een wettelijke eis is volgens artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De griffier heeft belanghebbende op 5 november 2021 de kans gegeven om dit verzuim binnen vier weken te herstellen. Belanghebbende verzocht om uitstel, wat op 6 december 2021 werd verleend. Ondanks deze mogelijkheid heeft belanghebbende het verzuim niet hersteld binnen de gestelde termijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangetekende brief met het uitstel op het juiste adres is afgeleverd, maar dat belanghebbende geen actie heeft ondernomen.

Gelet op deze omstandigheden heeft de rechtbank besloten het beroep kennelijk niet-ontvankelijk te verklaren op grond van artikel 6:6 van de Awb. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden aangetekend bij de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 21/4619
uitspraak van 18 maart 2022
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] ,

belanghebbende,
en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

Motivering

Belanghebbende heeft een beroepschrift ingediend betreffende de uitspraak op bezwaar tegen de afgegeven informatiebeschikking inzake aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 2007 tot en met 2011.
Het beroepschrift bevat geen motivering (geen “gronden”), terwijl een motivering wel een wettelijke eis aan een beroepschrift is (artikel 6:5 van de Awb). Het enkel bijvoegen van een kopie van de uitspraak op bezwaar geldt niet als een motivering. Dit betekent dat er sprake is van een verzuim als bedoeld in artikel 6:6 van de Awb.
De griffier heeft belanghebbende bij brief van 5 november 2021 de kans gegeven dit verzuim te herstellen binnen vier weken na de datum van verzending van die brief. Bij brief van 1 december 2021 heeft belanghebbende verzocht om uitstel voor het indienen van de motivering van het beroep. Bij aangetekende brief van 6 december 2021 is er uitstel verleend met een termijn van vier weken. Deze brieven bevatten de waarschuwing dat indien het verzuim niet tijdig wordt hersteld, de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk kan verklaren.
Volgens gegevens van Track&Trace van PostNL is de aangetekende brief afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres.
Belanghebbende heeft het verzuim niet hersteld binnen de gestelde termijn en heeft het verzuim nog altijd niet hersteld.
De rechtbank ziet onder deze omstandigheden aanleiding om het beroep kennelijk niet-ontvankelijk te verklaren op grond van artikel 6:6 van de Awb.
Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 18 maart 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending verzet worden gedaan bij de rechtbank (artikel 8:55 Awb). De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.