ECLI:NL:RBZWB:2022:1359

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 maart 2022
Publicatiedatum
18 maart 2022
Zaaknummer
02/257961-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing tot schorsing van de voorlopige hechtenis in verband met oorlogssituatie Oekraïne

Op 17 maart 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, een beslissing genomen over een verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis van een verdachte, geboren in 1992 en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Ter Apel. De officier van justitie en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. R.J. Michielsen, zijn gehoord tijdens het onderzoek ter zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de voorlopige hechtenis is gebaseerd op de twaalfjaarsgrond met ernstig geschokte rechtsorde. Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof 's-Hertogenbosch is het noodzakelijk dat er bijzondere, zwaarwichtige omstandigheden zijn om een schorsing te rechtvaardigen.

In dit geval heeft de rechtbank geconstateerd dat de oorlogssituatie in Oekraïne, de oproep van de Oekraïense regering aan haar inwoners om het land te verdedigen, en de sterke wens van de verdachte om bij zijn familie in Oekraïne te zijn, bijzondere omstandigheden vormen. De rechtbank oordeelt dat het belang van de verdachte bij invrijheidstelling opweegt tegen het maatschappelijk belang van voortzetting van de voorlopige hechtenis. Daarom is het verzoek tot schorsing toegewezen.

De rechtbank heeft de voorlopige hechtenis van de verdachte geschorst onder voorwaarden, waaronder dat de verdachte zich zal houden aan de tenuitvoerlegging van eventuele toekomstige straffen en zich gedurende de schorsing niet aan strafbare feiten zal schuldig maken. Deze beslissing is genomen door de rechters mr. H. Skalonjic, mr. G.H. Nomes en mr. A.B. Scheltema Beduin, in aanwezigheid van griffier mr. J.E. Willeboordse, en is openbaar uitgesproken op 17 maart 2022.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Parketnummer: 02/257961-21
Beslissing tot toewijzing van de schorsing van de voorlopige hechtenis d.d. 17 maart 2022
In de zaak van de officier van justitie onder het hierboven genoemde parketnummer tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1992 te [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Ter Apel,
heeft de verdediging een verzoek gedaan tot schorsing van de voorlopige hechtenis. Op dit verzoek heeft de rechtbank de volgende beslissing gegeven.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit het volgende:
- het verzoek gedaan tijdens het onderzoek ter zitting op 17 maart 2022;
- de stukken inzake de voorlopige hechtenis.
Tijdens het onderzoek ter zitting is de officier van justitie gehoord. Tevens is verdachte gehoord die werd bijgestaan door zijn raadsman mr. R.J. Michielsen, advocaat te Rotterdam.

2.De beoordeling

Wanneer de voorlopige hechtenis is gestoeld op de twaalfjaarsgrond met ernstig geschokte rechtsorde, zoals hier het geval, moet er volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch sprake zijn van bijzondere, zwaarwichtige, de persoon betreffende omstandigheden om een schorsing van de voorlopige hechtenis te rechtvaardigen. De rechtbank stelt vast dat daarvan sprake is, gelet op de oorlogssituatie in Oekraïne, de oproep van de regering in Oekraïne aan haar inwoners om het land te verdedigen, de indringende wens van verdachte om aan die oproep te voldoen, en het belang van verdachte om bij zijn familie aldaar te zijn. De rechtbank is daarom van oordeel dat het belang dat verdachte bij zijn invrijheidstelling heeft, opweegt tegen het maatschappelijk belang dat wordt gediend met voortzetting van de voorlopige hechtenis van verdachte. Het schorsingsverzoek wordt dan ook toegewezen.

3.De beslissing.

De rechtbank schorst onder na te noemen voorwaarden de voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van
18 maart 2022 te 11:00 uur.
Als voorwaarden worden gesteld:
- dat verdachte, indien de opheffing der schorsing mocht worden bevolen, zich aan de tenuitvoerlegging van het bevel tot voorlopige hechtenis niet zal onttrekken;
- dat verdachte, ingeval hij wegens het feit waarvoor de voorlopige hechtenis is bevolen, tot andere dan vervangende vrijheidsstraf mocht worden veroordeeld, zich aan de tenuitvoerlegging daarvan niet zal onttrekken;
- dat verdachte zich gedurende de schorsing niet aan enig strafbaar feit zal schuldig maken, noch zich op andere wijze zal misdragen.
Deze beslissing is gegeven door mr. H. Skalonjic, voorzitter, mr. G.H. Nomes en mr.
A.B. Scheltema Beduin, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. J.E. Willeboordse en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 17 maart 2022.