Op 15 maart 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een belastingzaak waarbij belanghebbende, woonachtig in [woonplaats], in beroep ging tegen de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2019. De inspecteur van de Belastingdienst had op 19 oktober 2020 de aanslag opgelegd, waarbij belanghebbende een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 35.889 was toegewezen. Belanghebbende had in haar aangifte aangegeven als kwalificerende buitenlandse belastingplichtige te worden aangemerkt, maar de inspecteur ging hier niet in mee en handhaafde de aanslag.
De rechtbank oordeelde dat het onderzoek ter zitting achterwege kon blijven, en verklaarde het beroep ongegrond. De rechtbank concludeerde dat belanghebbende geen recht had op verrekening van dividendbelasting als voorheffing in de inkomstenbelasting. De rechtbank stelde vast dat de ingehouden dividendbelasting voor buitenlandse belastingplichtigen enkel een voorheffing vormt voor zover deze betrekking heeft op hun belastbaar inkomen in Nederland. Aangezien belanghebbende verzocht om verrekening van dividendbelasting die samenhangt met door haar gehouden effecten, was een dergelijke verrekening volgens de wet niet mogelijk.
De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch. De rechtbank zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling en de uitspraak werd geanonimiseerd gepubliceerd.