ECLI:NL:RBZWB:2022:1264

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 februari 2022
Publicatiedatum
11 maart 2022
Zaaknummer
C/02/394847 JE RK 22-280
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van een minderjarige met zorg over borgingsplan en toetsing Raad

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 februari 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De ondertoezichtstelling was oorspronkelijk ingesteld bij beschikking van 31 augustus 2017 en is sindsdien meerdere keren verlengd. De laatste verlenging was tot 28 februari 2022. De gecertificeerde instelling (GI) heeft op 18 februari 2022 een verzoek ingediend om de ondertoezichtstelling met drie maanden te verlengen, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De ouders van [minderjarige] hebben beiden ingestemd met het verzoek van de GI en hebben aangegeven geen behoefte te hebben aan een mondelinge behandeling.

De kinderrechter heeft in zijn beoordeling gekeken naar de zorg die noodzakelijk is voor de minderjarige en de ouders. Hij heeft vastgesteld dat er concrete bedreigingen zijn in de ontwikkeling van [minderjarige], zoals vermeld in het verzoekschrift. De kinderrechter heeft ook opgemerkt dat er een gebrek aan een borgingsplan is, wat essentieel is voor de voortzetting van de hulpverlening. Ondanks dat de GI geen mondelinge behandeling wenste, heeft de kinderrechter besloten dat het noodzakelijk is om de ondertoezichtstelling te verlengen, gezien de omstandigheden en de noodzaak voor de ontwikkeling van de minderjarige.

De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling met drie maanden verlengd, van 28 februari 2022 tot 28 mei 2022, en deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit betekent dat de beslissing onmiddellijk uitgevoerd kan worden, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, W. Bakker-Maljers.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/394847 / JE RK 22-280
Datum uitspraak: 24 februari 2022

Beschikking verlenging ondertoezichtstelling

in de zaak van
[naam], hierna te noemen de gecertificeerde instelling (de GI),
[locatie] ,
betreffende
[naam], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam] , hierna te noemen de moeder,

wonende te [woonplaats] ,

[naam] , hierna te noemen de vader,

wonende te [woonplaats] .

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 18 februari 2022, ingekomen bij de griffie op 18 februari 2022;
- het emailbericht van de vader d.d. 23 februari 2022, ingekomen bij de griffie door tussenkomst van de GI op 24 februari 2022;
- het emailbericht van de moeder d.d. 22 februari 2022, ingekomen bij de griffie door tussenkomst van de GI op 24 februari 2022.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
[minderjarige] woont bij de moeder.
Bij beschikking van 31 augustus 2017 is [minderjarige] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna steeds verlengd, voor het laatst bij beschikking van 3 augustus 2021 tot 28 februari 2022.

Het verzoek

De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen met drie maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

De beoordeling

Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
Op grond van artikel 1:260 BW kan de kinderrechter, mits aan de voornoemde grond, bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
Door de GI is bij het verzoekschrift aangegeven dat zij geen behoefte heeft aan een mondelinge behandeling. De moeder heeft bij emailbericht van 22 februari 2022 laten weten dat zij akkoord is met het verzoek en een inhoudelijke toetsing ter zitting niet nodig acht. Bij emailbericht van 23 februari 2022 heeft de vader te kennen gegeven dat hij instemt met het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling en geen behoefte heeft aan een mondelinge behandeling van het verzoek. De kinderrechter acht op grond van de overgelegde stukken een mondelinge behandeling niet nodig. Hij ziet daarbij wel aanleiding zijn zorg uit te spreken. Nadat de GI op 13 december 2021 heeft besloten het voornemen tot beëindiging van de ondertoezichtstelling aan de Raad voor de Kinderbescherming voor te leggen werd duidelijk dat de Raad hiertoe niet tijdig in staat zou zijn. Ook bleek het, door het niet verkrijgen van instemming bij de vader, niet te lukken om tijdig tot een borgingsplan voor vrijwillige voortzetting van de hulpverlening te komen.
De GI onderbouwt nu het verzoek tot de korte verlenging van de maatregel met de wens om alsnog een borgingsplan te realiseren. De kinderrechter vindt dat dit inderdaad wenselijk is. Daarnaast moet de GI de komende periode echter ook benutten om alsnog het oordeel van de Raad over het voornemen tot niet verlenging van de maatregel te verkrijgen. Juist in een ingewikkelde en problematische kwestie zoals de onderhavige mag dit onderdeel van de toetsing niet verloren gaan door tijdsgebrek.
Uit de overgelegde stukken blijkt dat er concrete bedreigingen zijn in de ontwikkeling van [minderjarige] zoals vermeld in het verzoekschrift. Gelet hierop is voldaan aan de grond voor de ondertoezichtstelling als bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW. Daarom zal de ondertoezichtstelling, zoals verzocht, met drie maanden worden verlengd (artikel 1:260 lid 1 BW), te weten met ingang van 28 februari 2022 en tot 28 mei 2022.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, omdat het voor de ontwikkeling van de minderjarige noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

De beslissing

De kinderrechter
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] met ingang van 28 februari 2022 en tot 28 mei 2022;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. B.J. Duinhof, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 24 februari 2022 in tegenwoordigheid van W. Bakker-Maljers, griffier.
(wb)
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.