Op 8 maart 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de poging tot doodslag, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat hij het slachtoffer over de balustrade van de galerij had geduwd. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van getuigen niet voldoende waren om deze beschuldiging te onderbouwen. De verdachte werd echter wel veroordeeld voor poging tot zware mishandeling, omdat hij het slachtoffer met een glazen fles tegen het hoofd had geslagen. De rechtbank achtte het opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bewezen, gezien de omstandigheden waaronder de aanval plaatsvond. De verdachte had het slachtoffer naar zijn woning gelokt en had zich voorbereid door een glazen fles als wapen te pakken. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 6 maanden op, met aftrek van voorarrest, en kende een schadevergoeding van € 500,00 toe aan het slachtoffer voor immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank verklaarde de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering, omdat de verdachte was vrijgesproken van het feit waaruit deze schade zou zijn ontstaan.