In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 februari 2022 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende partneralimentatie. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. C.J.W.F. Dekkers, verzocht om wijziging van de door hem te betalen partneralimentatie, die was vastgesteld op € 808,73 per maand in 2021 en € 824,10 in 2022. Hij stelde dat er sinds de eerdere beschikking van de rechtbank op 22 november 2017 relevante wijzigingen in de omstandigheden waren opgetreden, waardoor de alimentatie niet meer aan de wettelijke maatstaven voldeed. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. F.L. Donders, voerde verweer en stelde dat de man niet kon aantonen dat er sprake was van een wijziging van omstandigheden die een herberekening rechtvaardigde.
De rechtbank overwoog dat de vrouw fysieke klachten had die al bestonden ten tijde van het huwelijk en dat zij, gezien haar leeftijd en opleidingsniveau, niet in staat was om volledig in haar eigen levensonderhoud te voorzien. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een wijziging van omstandigheden die een herberekening van de partnerbijdrage rechtvaardigde en wees het verzoek van de man tot wijziging van de partnerbijdrage af.
Daarnaast verzocht de man om de duur van de alimentatieverplichting te limiteren tot twee jaar na indiening van het verzoekschrift. De rechtbank oordeelde dat, gezien de lange duur van het huwelijk, de medische situatie van de vrouw en haar beperkte werkervaring, het niet aannemelijk was dat de vrouw binnen twee jaar in haar eigen levensonderhoud zou kunnen voorzien. De rechtbank wees ook dit verzoek af, waardoor de man verplicht bleef de alimentatie te betalen zoals eerder vastgesteld.