In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 februari 2022 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de beëindiging van het ouderlijk gezag van de ouders over de minderjarige [roepnaam], geboren op [geboortedatum] 2008. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om het gezag van beide ouders te beëindigen en de Stichting Jeugdbescherming Brabant als voogd te benoemen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders, als gevolg van persoonlijke problematiek en een licht verstandelijke beperking, niet in staat zijn om de zorg en opvoeding van [roepnaam] op zich te nemen. De moeder lijdt aan de ziekte van Huntington en vertoont een achteruitgang in haar gezondheid, terwijl de vader ook kwetsbaar is. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het in het belang van [roepnaam] is om het gezag van de ouders te beëindigen, omdat instandhouding van het gezag schadelijk zou zijn voor haar ontwikkeling. De rechtbank heeft de GI benoemd tot voogd, omdat deze al betrokken is bij de situatie van [roepnaam] en een neutrale partij kan zijn. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk moet worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.