In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 maart 2022, werd het beroep van eiser tegen het besluit van het UWV inzake de beëindiging van zijn WIA-uitkering behandeld. Eiser, die eerder een WIA-uitkering had ontvangen vanwege 100% arbeidsongeschiktheid, kreeg deze uitkering beëindigd per 17 juni 2020, omdat het UWV had vastgesteld dat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Eiser voerde aan dat het UWV onvoldoende rekening had gehouden met zijn medische klachten, waaronder hartklachten, astma en een verstandelijke beperking. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek door het UWV zorgvuldig was uitgevoerd en dat de artsen voldoende op de hoogte waren van eisers klachten. De rechtbank concludeerde dat er geen nieuwe medische informatie was die de eerdere conclusies van het UWV kon onderbouwen. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen in stand omdat de functies die aan de arbeidsongeschiktheidsschatting ten grondslag lagen, terecht waren geacht. Eiser kreeg het betaalde griffierecht vergoed en een proceskostenvergoeding van € 1.518,- toegewezen.