Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.de besloten vennootschap NATURE’S CHOICE B.V.,
TINTI GMBH & CO KG,
7.Het verloop van het geding
8.De beoordeling in de hoofdzaak
NJ1994, 419 en HR 26 mei 2000,
NJ2000, 566). Het vereiste voor een duidelijke en ondubbelzinnige verklaring geldt ook tussen [werknemer] en Nature’s Choice als vervreemder die ten tijde van de verklaring nog zijn werkgeefster was.
NJ1989, 240) dat de arbeidsovereenkomst tussen werknemer en vervreemder op de datum van overgang van onderneming van rechtswege tot een einde komt (ook) indien de werknemer niet mee over wil naar de verkrijger. Hoewel hier in de literatuur kritiek op bestaat, ziet de kantonrechter daarin onvoldoende aanleiding om daar – in afwijking van de geldende rechtspraak – anders over te oordelen. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat de arbeidsovereenkomst met Nature’s Choice is geëindigd op het tijdstip van de overgang, dus per 1 januari 2022. Nu deze arbeidsovereenkomst van rechtswege is geëindigd per 1 januari 2022, dient het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met Nature’s Choice te worden afgewezen. Om dezelfde reden dienen ook de verzoeken tot (door)betaling van loon, de wettelijke verhoging en tewerkstelling jegens Nature’s Choice te worden afgewezen.
Indien de arbeidsovereenkomst of de arbeidsbetrekking wordt verbroken omdat de overgang een aanmerkelijke wijziging van de arbeidsvoorwaarden ten nadele van de werknemer ten gevolge heeft, wordt de arbeidsovereenkomst of de arbeidsbetrekking geacht te zijn verbroken door toedoen van de werkgever.”
Gelet op het voorgaande, moet artikel 4, lid 2, van richtlijn 2001/23 aldus worden uitgelegd dat het, in geval van een verbreking van de arbeidsovereenkomst of de arbeidsbetrekking op grond dat aan de toepassingsvoorwaarden van deze bepaling is voldaan en zonder dat de verkrijger daarbij op enigerlei wijze de uit die richtlijn voor hem voortvloeiende verplichtingen niet is nagekomen, de lidstaten niet ertoe verplicht, te waarborgen dat de werknemer recht heeft op een financiële vergoeding door deze verkrijger onder dezelfde voorwaarden als die welke gelden voor het recht waarop een werknemer zich kan beroepen wanneer zijn werkgever de arbeidsovereenkomst of de arbeidsbetrekking onrechtmatig beëindigt.De nationale rechter moet in het kader van zijn bevoegdheden echter waarborgen dat de verkrijger in een dergelijk geval ten minste de gevolgen draagt die het toepasselijke nationale recht aan de verbreking van de arbeidsovereenkomst of de arbeidsbetrekking door toedoen van de werkgever verbindt,zoals de uitbetaling van het loon envan andere voordelen die krachtens dit nationale recht zijn verbonden aan de opzegtermijn die deze werkgever moet eerbiedigen[onderstreping: ktr.].”
TRA2009/40 en R.M. Beltzer, ‘De zaak Juuri: over ontslag en de wil van sociale partners’
ArA2010,1), dat de werkgever schadeplichtig kan zijn wanneer niet de voor de werkgever geldende opzegtermijn is aangehouden of kan worden aangehouden. Tussen partijen is niet in geschil dat de opzegtermijn van Nature’s Choice vier maanden bedraagt. De opzegtermijn vangt aan op het moment van de ‘fictieve opzegging’ door de werkgever. Naar het oordeel van de kantonrechter dient daarbij in dit geval aangesloten te worden bij de datum waarop [werknemer] zijn ontbindingsverzoek heeft ingediend (10 november 2021), aangezien dat – in de woorden van verweersters – het sluitstuk vormt van de ondubbelzinnige weigering van [werknemer] om mee over te gaan naar Tinti, waardoor zijn dienstverband van rechtswege is geëindigd per 1 januari 2022 (en hij niet per die datum is overgegaan naar Tinti). Uitgaande van een (fictieve) opzegging op 10 november 2021 zou het dienstverband bij regelmatige opzegging pas zijn geëindigd op 1 april 2022. Gelet op het voorgaande is Nature’s Choice schadeplichtig voor de nog resterende opzegtermijn. Zij is aan [werknemer] een vergoeding verschuldigd gelijk aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatig opzegging had behoren voort te duren volgens artikel 7:672 lid 11 BW. Het bruto maandloon van [werknemer] bedraagt € 3.224,45 te vermeerderen met 8% vakantietoeslag en een gemiddelde overwerktoeslag van € 1.321,85, waardoor de schadevergoeding € 14.412,77 bruto bedraagt. De verzochte wettelijke rente hierover is verschuldigd vanaf de datum waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, zijnde 1 januari 2022, en zal worden toegewezen.