ECLI:NL:RBZWB:2022:1020

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 februari 2022
Publicatiedatum
28 februari 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 459
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van aanvulling geboortedatum in de Basisregistratie Personen door het college van burgemeester en wethouders

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg. De eiser, die geregistreerd staat met de geboortedatum 00-00-1961 in de Basisregistratie Personen (Brp), verzocht om aanvulling van zijn geboortedatum met 1 januari 1961. Dit verzoek werd door het college afgewezen, omdat de eiser niet onomstotelijk had aangetoond dat deze geboortedatum feitelijk juist was. De rechtbank heeft de feiten en het procesverloop in detail bekeken, waarbij de eiser documenten heeft overgelegd ter ondersteuning van zijn verzoek, waaronder een Marokkaanse geboorteakte en een rechterlijke beschikking uit Marokko. Het college heeft echter gesteld dat de geboortedatum 1 juli 1961, zoals geregistreerd bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), als betrouwbaar moet worden beschouwd.

De rechtbank heeft overwogen dat de gegevens in de Brp betrouwbaar moeten zijn en dat het aan de eiser is om bewijs te leveren dat zijn geboortedatum 1 januari 1961 correct is. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het college op goede gronden heeft besloten om het verzoek van de eiser om correctie van zijn geboortedatum in de Brp af te wijzen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/459 BRP

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 februari 2022 in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser

gemachtigde: [naam gemachtigde] ,
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 15 mei 2020 (primair besluit) heeft het college geweigerd om het geboortejaar 1961 van eiser in de Basisregistratie personen (Brp) aan te vullen met de geboortedatum 1 januari.
In het besluit van 15 december 2020 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 28 januari 2022. Hierbij waren aanwezig eiser, zijn gemachtigde, en namens het college [naam vertegenwoordiger] .

Overwegingen

1. Eiser is in de Brp geregistreerd met de geboortedatum 00-00-1961. Deze geboortedatum is ontleend aan een door eiser op 12 september 1975 overgelegd Marokkaans paspoort.
Eiser heeft op 29 april 2019 een verzoek ingediend tot aanvulling van zijn geboortejaar in de Brp met de datum 1 januari. Hij heeft zijn aanvraag onderbouwd met de volgende documenten:
 een afschrift van een Marokkaanse geboorteakte (copie integrale de l’acte de naissance) afgegeven op 9 april 2019;
 een uittreksel van een Marokkaanse geboorteakte (extrait de l’acte de naissance) afgegeven op 7 november 2019.
Op 15 oktober 2019 heeft eiser zijn aanvraag aangevuld met een vertaling van een rechterlijke beschikking uit Marokko, betreffende de aanvulling van het geboortejaar met de datum 1 januari, opgemaakt op 15 augustus 2018 (N° 639).
Op 7 januari 2020 heeft het college de Immigratie- en Naturalisatiedienst verzocht om een mededeling als bedoeld in artikel 2.17 van de Wet Brp omtrent de geboortedatum van eiser.
Op 15 januari 2020 heeft de IND het college meegedeeld dat in haar systeem de geboortedatum 1 juli 1961 van eiser is geregistreerd.
Naar aanleiding daarvan heeft het college eiser kenbaar gemaakt dat de IND heeft laten weten dat in haar systeem als geboortedatum ‘1 juli 1961’ is geregistreerd en dat het college in de Brp niet van die mededeling mag afwijken. Het college heeft eiser in de gelegenheid gesteld om aan te geven of hij zijn geboortedatum in de Brp aangevuld wil zien conform de mededeling van de IND.
Eiser heeft vervolgens op 20 april 2020 het college gevraagd om een beslissing te nemen conform zijn verzoek en op basis van de verstrekte documenten.
Vervolgens heeft het college bij het primaire besluit het verzoek van eiser om aanvulling van zijn geboortedatum in de Brp afgewezen. Het college heeft daaraan ten grondslag gelegd dat eiser met de door hem overgelegde documenten niet onomstotelijk heeft aangetoond dat de geboortedatum 1 januari 1961 feitelijk juist is.
Bij het bestreden besluit heeft het college de bezwaren van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard. Het primaire besluit is daarbij in stand gebleven.
2. De rechtbank dient te beoordelen of het college het verzoek van eiser om aanvulling van zijn geboortedatum in de Brp op goede gronden heeft afgewezen.
3. Eiser voert aan dat hij het geregistreerde geboortejaar graag wil laten aanvullen met de datum 1 januari, omdat dat zijn geboortedatum is. Hij vindt dat hij dat met de overgelegde documenten onomstotelijk heeft bewezen. In het systeem van de IND is de geboortedatum van eiser een aantal jaren geleden gewijzigd in 1 juli 1961, om voor eiser onbekende reden. Die datum is volgens eiser fictief en feitelijk onjuist. Het is voor eiser onbegrijpelijk dat deze geboortedatum in het kader van de Brp wordt gezien als betrouwbaar en in beginsel juist. Daarbij merkt eiser op dat 1 januari 1961 in het verleden ook wel is gebruikt bij documenten, zoals het pensioenoverzicht. Eiser meent dat deze datum daarom ook als betrouwbaar en in beginsel juist zou moeten worden gezien.
4.1.
Ingevolge artikel 1.2 van de Wet Brp is er een basisregistratie personen. De basisregistratie bevat persoonsgegevens over de ingezetenen van Nederland. De basisregistratie bevat persoonsgegevens over niet-ingezetenen voor zover deze wet daarin voorziet.
Ingevolge artikel 16 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) heeft de betrokkene het recht om van de verwerkingsverantwoordelijke onverwijld rectificatie van hem betreffende onjuiste persoonsgegevens te verkrijgen. Met inachtneming van de doeleinden van de verwerking heeft de betrokkene het recht vervollediging van onvolledige persoonsgegevens te verkrijgen, onder meer door een aanvullende verklaring te verstrekken.
In artikel 2.58, eerste lid, van de Wet Brp is bepaald dat het verzoek, waarmee betrokkene met betrekking tot de basisregistratie het recht uitoefent op rectificatie van gegevens, bedoeld in artikel 16 van de verordening, of op wissing van gegevens, bedoeld in artikel 17, eerste lid, aanhef en onderdeel d, van de verordening, de aan te brengen wijzigingen bevat.
In artikel 2.58, tweede lid, van de Wet Brp is bepaald dat het college van burgemeester en wethouders aan het verzoek, bedoeld in het eerste lid, uitvoering geeft met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens deze afdeling.
4.2.
In artikel 2.8, tweede lid, van de Wet Brp is bepaald dat de gegevens over de burgerlijke staat, indien zij feiten betreffen die zich buiten Nederland hebben voorgedaan, worden ontleend aan een geschrift als bedoeld onder a, bij gebreke hiervan aan een geschrift als bedoeld onder b of c, bij gebreke ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder d en bij gebreke ten slotte ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder e:
een akte over het desbetreffende feit, die is opgenomen in de registers van de Nederlandse burgerlijke stand;
een in Nederland gedane rechterlijke uitspraak over het desbetreffende feit die in kracht van gewijsde is gegaan;
een buiten Nederland overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie opgemaakte akte die ten doel heeft tot bewijs te dienen van het desbetreffende feit, of een over dat feit gedane rechterlijke uitspraak, of bij gebreke daarvan een beëdigde verklaring, bedoeld in artikel 45 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;
een geschrift dat overeenkomstig de plaatselijke voorschriften is opgemaakt door een bevoegde instantie, waarin het desbetreffende feit is vermeld;
en verklaring over het desbetreffende feit die betrokkene ten overstaan van een door het college van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaar onder eed of belofte heeft afgelegd, die op schrift is gesteld en door betrokkene is ondertekend.
In artikel 2.10, tweede lid, van de Wet Brp is bepaald dat aan een geschrift als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onder c, d of e, alsmede artikel 2.8, derde lid, geen gegevens worden ontleend, voor zover de Nederlandse openbare orde zich verzet tegen de erkenning van de rechtsgeldigheid van de in deze geschriften vermelde feiten.
In artikel 2.17 van de Wet Brp is bepaald dat bij de inschrijving van een vreemdeling op grond van artikel 2.4, gegevens inzake de geboortedatum en de nationaliteit die niet als zodanig kunnen worden opgenomen overeenkomstig de artikelen 2.8 en 2.15, worden ontleend aan een mededeling daarover van Onze Minister van Justitie en Veiligheid voor zover deze gegevens door hem zijn vastgesteld in het kader van de toelating van de betrokkene tot Nederland.
5. Voorop dient te worden gesteld, zoals ook volgt uit de vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS), bijvoorbeeld de uitspraken van 10 februari 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:305) en 25 september 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:3255), dat de gegevens in de Brp betrouwbaar en duidelijk moeten zijn. De gebruikers van de gegevens moeten erop kunnen vertrouwen dat de gegevens in beginsel juist zijn.
Het bewijs dat eenmaal in de Brp opgenomen gegevens feitelijk onjuist zijn, kan alleen maar worden geleverd door overlegging van de juiste brondocumenten. Voor het wijzigen van eenmaal in de Brp geregistreerde gegevens zal gelet op het systeem van de Wet Brp onomstotelijk moeten vaststaan dat deze feitelijk onjuist zijn [1] . Het ligt op de weg van de verzoeker om bewijzen over te leggen op basis waarvan de inschrijving in de Brp aangepast kan worden.
Daarnaast blijkt uit de Memorie van Toelichting bij de Wet Brp dat artikel 2.10, tweede lid, van deze wet onder meer ertoe strekt te voorkomen dat gegevens betreffende de burgerlijke staat in de Brp worden opgenomen op grond van geschriften die in verband met processueel of materieel Nederlands internationaal privaatrecht in strijd moeten worden geacht met de Nederlandse openbare orde (Kamerstukken II 2011-2012, 33 219, nr. 3, blz. 128). Dit betekent dat een buitenlandse akte of rechterlijke uitspraak in dit verband ervan blijk moet geven op, naar objectieve maatstaven gemeten, betrouwbare gegevens te zijn gebaseerd [2] .
6. De rechtbank stelt voorop dat het enkele feit, dat eiser met de geboortedatum ’0000’ in de Brp is geregistreerd, niet maakt dat moet worden aangenomen dat er reeds daarom sprake is van een onjuiste registratie. Er zal ook onomstotelijk moeten vaststaan dat de geboortedatum ’01-01’ (1 januari) 1961 wel juist is.
7. Aan de echtheid van de door eiser overgelegde documenten (geboorteakte en rechterlijke uitspraak) wordt door het college op zich niet getwijfeld.
Het college heeft in het bestreden besluit terecht opgemerkt dat uit de overgelegde rechterlijke beschikking niet blijkt op basis van welke informatie de rechtbank heeft vastgesteld dat de geboortedatum van eiser 1 januari 1961 is. Eiser heeft in bezwaar aangegeven dat de rechterlijke uitspraak is gebaseerd op onderzoek en bevestigd door getuigen. Het college heeft eiser daarop in de gelegenheid gesteld om documenten te overleggen op grond waarvan de rechtbank de geboortedatum 1 januari 1961 heeft vastgesteld.
Eiser heeft vervolgens geen documenten overgelegd, maar zijn gemachtigde heeft wel per email gereageerd:
“Mijn cliënt heeft aan een familielid een machtiging gegeven om zijn geboortedatum naar 1 januari 1961 te laten wijzigen. Hiervoor stond meneer alleen geregistreerd met een geboortejaar. Vervolgens heeft de rechtbank onderzoek gedaan naar de geboortedatum van meneer door getuige te horen die aanwezig waren bij de geboorte van mijn cliënt. Maar ook door de registratie van de geboorte van mijn cliënt in zijn geboortestad te raadplegen. Op grond hiervan heeft de rechtbank de beslissing genomen dat de geboortedatum van mijn cliënt inderdaad 1 januari 1961 is.”.
Het college heeft daarover overwogen dat daaruit niet blijkt op basis van welke informatie de Marokkaanse rechtbank heeft vastgesteld dat de geboortedatum van eiser 1 januari 1961 is.
Eiser heeft in beroep gewezen op de apostille op de rechterlijke uitspraak, en heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat deze laat zien dat de uitspraak door een bevoegde instantie is gedaan en dat deze om die reden als betrouwbaar moet worden gezien. Het college heeft daarover in het bestreden besluit terecht overwogen dat uit de apostille weliswaar blijkt dat het document door een bevoegde instantie is afgegeven, maar dat dit niets zegt over de wijze waarop de geboortedatum is vastgesteld.
Het college heeft naar het oordeel van de rechtbank met het voorgaande voldoende gemotiveerd waarom het vindt dat met de overgelegde rechterlijke uitspraak van 15 augustus 2018 niet onomstotelijk is bewezen dat de geboortedatum van eiser 1 januari 1961 is. Omdat de gegevens op de overgelegde akten aan de rechterlijke uitspraak zijn ontleend, heeft het college terecht aangenomen dat ook aan deze documenten geen betekenis kan worden toegekend in het kader van de toepassing van de Wet Brp.
8. Het college heeft op grondslag van artikel 2.17 van de Wet Brp de IND verzocht om mededeling te doen omtrent de bij haar geregistreerde geboortedatum van eiser. De IND heeft daarop bij brief van 15 januari 2020 meegedeeld dat eiser in haar systeem is geregistreerd met de geboortedatum 1 juli 1961.
Het college heeft eiser in de gelegenheid gesteld om zijn geboortedatum in de Brp overeenkomstig de mededeling van de IND te laten aanvullen, dus 1 juli 1961. Eiser heeft daarop aangegeven dat hij van dat aanbod geen gebruik wil maken, aangezien hij geregistreerd wenst te zijn met de geboortedatum 1 januari 1961.
9. Op basis van wat hiervoor is overwogen, heeft het college naar het oordeel van de rechtbank op goede gronden besloten om niet over te gaan tot correctie van de van eiser in de Brp geregistreerde geboortedatum. Het beroep is ongegrond.
10. Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus, rechter, in aanwezigheid van N.A. D’Hoore, griffier, op 28 februari 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De rechter is niet in de gelegenheid deze uitspraak te ondertekenen.
griffier
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld AbRS 13 januari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:62
2.Zie bijvoorbeeld AbRS 8 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1475