Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van 5 maart 2021 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[naam maatschap], te [plaatsnaam] , verzoekster sub 1;
[verzoekers] ,te [plaatsnaam] , verzoekers sub 2,
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 5 maart 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekers bezwaar maakten tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dongen. Dit besluit betrof de verlening van een omgevingsvergunning voor de duur van 10 jaar voor het bouwen van drie woonunits voor de huisvesting van 24 arbeidsmigranten op het perceel [adres 1]. Verzoekers, die een tuinbouwbedrijf exploiteren, vreesden voor de gevolgen van deze huisvesting voor hun woon- en leefmilieu en vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 24 februari 2021 hebben verzoekers hun bezwaren toegelicht, waaronder de zorgen over de controle op de naleving van vergunningsvoorwaarden en de impact van de huisvesting op het lokale wegennet.
De voorzieningenrechter overwoog dat op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. De rechter stelde vast dat de verlening van de omgevingsvergunning in overeenstemming was met de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en dat de belangenafweging door verweerder voldoende was onderbouwd. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen reden was om te twijfelen aan de naleving van de vergunningvoorschriften door de derde partij en dat de zorgen van verzoekers over de belasting van het wegennet niet onderbouwd waren. Uiteindelijk werd het verzoek om schorsing van de omgevingsvergunning afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken.
De uitspraak werd gedaan door mr. L.P. Hertsig, in aanwezigheid van griffier mr. P.H.M. Verdonschot, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.