ECLI:NL:RBZWB:2021:940

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 maart 2021
Publicatiedatum
4 maart 2021
Zaaknummer
AWB- 20_6184
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beslissing op bezwaar inzake Wob-verzoek betreffende openbaarmaking documenten door gemeente Veere

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veere, die betrekking had op een Wob-verzoek. Eiseres had in 2018 verzocht om openbaarmaking van verschillende documenten, maar het college had dit verzoek gedeeltelijk ingewilligd en gedeeltelijk geweigerd. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, waarop het college het bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaarde en enkele documenten alsnog openbaar maakte, maar andere documenten om privacy- en veiligheidsredenen niet beschikbaar stelde. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank, die op 4 februari 2020 het beroep gegrond verklaarde en het college opdroeg om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen. Het college heeft echter opnieuw een beslissing genomen die eiseres niet bevredigde, wat leidde tot een nieuw beroep. De rechtbank heeft in deze uitspraak geoordeeld dat het college niet voldoende heeft aangetoond dat alle documenten zijn achterhaald en dat de weigering om bepaalde documenten openbaar te maken niet geloofwaardig was. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en het college opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen. Tevens is het griffierecht aan eiseres vergoed en zijn de proceskosten toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/6184 WOB

uitspraak van 8 maart 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,

gemachtigde: [naam gemachtigde] ,
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veere, verweerder,

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van 17 maart 2020 (bestreden besluit) van het college over een Wob-verzoek dat zag op verschillende documenten.
De beroep is gelijktijdig met de BRE 19/6519 WOB en BRE 19/6555 WOB behandeld op zitting in Middelburg op 10 februari 2021. Namens eiseres was haar gemachtigde en [naam vertegenwoordiger 1] daarbij aanwezig. De gemeenteraad heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam vertegenwoordiger 2] en [naam vertegenwoordiger 3] .

Overwegingen

1. Feiten

Bij brief van 12 december 2018 heeft eiseres het college met een beroep op de Wob verzocht om:
de profielschets van de burgemeester zoals in 2005 opgesteld;
alle Nieuwjaarstoespraken van burgemeester [naam burgermeester] sedert 2006;
alle correspondentie tussen de provincie Zeeland en de gemeente Veere sinds 1 januari 2016 betreffende bestuurlijke integriteit;
de opdracht aan en overeenkomst met [naam betrokkenen 1] voor het rapport ‘Check bestuurlijk integriteitsbeleid’, inclusief het collegebesluit met bijlagen dat aan de opdracht ten grondslag heeft gelegen alsmede de notulen van de vergadering waarin het collegebesluit is genomen;
de opdracht aan en de overeenkomst met [naam betrokkenen 1] voor het rapport ‘Integriteitsonderzoek handelen wethouder [naam wethouder] ’;
de ondertekende lijsten en verklaringen van nevenfuncties en belangen van raadsleden zoals ingediend na de verkiezingen en voor de benoemingen voor de gemeenteraad van Veere van 2010, 2014 en 2018;
de complete agenda met afspraken van wethouder [naam wethouder] van de jaren 2015 t/m 2018;
de complete agenda met afspraken van burgemeester [naam burgermeester] van de jaren 2015 t/m 2018;
het besluit om [naam gemeentesecretaris ] aan te stellen als gemeentesecretaris, inclusief bijlagen en een kopie van de arbeidsovereenkomst;
de complete besluitenlijst van het college van 8 augustus 2017, inclusief rondvraag alsmede de notulen van de collegevergadering van 8 augustus 2017;
het collegebesluit om het embargo tegen [naam wethouder] op te heffen, inclusief bijlagen alsmede de notulen van de collegevergadering waarin dit besluit is genomen en de brief van 4 juli 2018 van [naam wethouder] aan het college;
een overzicht of lijst van de nevenfuncties van ambtenaren [naam ambtenaar 1] , [naam ambtenaar 2] en [naam ambtenaar 3] .
Bij besluit van 5 februari 2019 (primair besluit) heeft het college dit verzoek gedeeltelijk ingewilligd en gedeeltelijk geweigerd. Het college heeft de documenten als bedoeld in nummers 1, 4, 5, 6, 10 en 11 openbaar gemaakt. Daarnaast heeft het college aangegeven dat de nieuwjaarstoespraken als bedoeld onder nummer 2 niet op papier staan en dat correspondentie als bedoeld onder nummer 3 om privacy- en veiligheidsredenen niet beschikbaar worden gesteld. De agenda’s [naam wethouder] en [naam burgermeester] als bedoeld onder nummers 7 en 8 kunnen om privacy- en veiligheidsredenen niet beschikbaar worden gesteld. Het aanstellingsbesluit van [naam gemeentesecretaris ] als bedoeld onder nummer 9 is niet beschikbaar gesteld, omdat dit besluit vertrouwelijk is. Daar heeft het college aan toegevoegd dat de lijst met nevenfuncties van de onder 12 genoemde ambtenaren gelet op de privacy niet beschikbaar wordt gesteld.
Eiseres heeft daar op 19 maart 2019 bezwaar tegen gemaakt.
Bij beslissing op bezwaar van 19 maart 2019 heeft het college het bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard en de documenten als bedoeld in de nummers 3, 7, 8, 9 en 12 alsnog geanonimiseerd beschikbaar gesteld. Het weglakken van de namen en/of persoonsgegevens is gebeurd omdat de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de betrokkenen volgens het college zwaarder weegt dan het belang van openbaarmaking van die gegevens. [1]
Eiseres heeft daar op 12 juni 2019 beroep tegen ingesteld (19/2715 WOB).
Het college heeft bij brief van 19 december 2019 stukken aan de rechtbank toegezonden en daarbij meegedeeld dat alleen de rechtbank integraal kennis mocht nemen van het b&w-advies van 20 februari 2015 en de brief van gemeentesecretaris [naam gemeentesecretaris ] met als onderwerp ‘nevenwerkzaamheden’. Bij beslissing van 2 januari 2020 heeft de rechtbank bepaald dat beperking van de kennisneming van deze stukken gerechtvaardigd was.
In een uitspraak van 4 februari 2020 heeft de rechtbank het beroep van eiseres gegrond verklaard en heeft de rechtbank het college opgedragen binnen acht weken nadat de uitspraak kracht van gewijsde heeft gekregen een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van de uitspraak. Partijen hebben daar geen hoger beroep tegen ingesteld.
Bij bestreden besluit heeft het college een nieuwe beslissing op het bezwaar genomen.
Eiseres heeft daar op 23 april 2020 beroep tegen ingesteld.

2. Gronden

Eiseres heeft aangevoerd dat het college ten onrechte heeft geweigerd om een overzicht of lijst te openbaar te maken van nevenfuncties van raadsleden uit 2010 en 2014. Het college heeft niet geloofwaardig gesteld dat het college die stukken ten aanzien van 2010 niet (meer) onder zich heeft. Eiseres acht niet aannemelijk dat de documenten niet zijn bewaard, omdat een melding gemaakt moet worden van de vernietiging van deze bescheiden op grond van artikel 8 van het Archiefbesluit 1995. Het college heeft geen kopie van die melding verstrekt. Daar heeft eiseres aan toegevoegd dat het onjuist is dat de nevenbetrekkingen van de raadsleden die in 2014 zijn benoemd op de website of het archiefweb van de gemeente Veere zijn gepubliceerd.
Daarnaast heeft eiseres aangevoerd dat het college ten aanzien van de opdrachtverstrekkingen aan [naam betrokkenen 1] niet heeft voldaan aan wat de rechtbank het college heeft opgedragen in de uitspraak van 4 februari 2020. Het is volgens eiseres onaannemelijk dat geen documenten aanwezig zijn die zien op de opdrachtverstrekkingen. Met het in beroep bestreden besluit heeft verweerder op geen enkele manier inzichtelijk gemaakt welke pogingen hij alsnog heeft genomen om de informatie binnen de organisatie alsnog boven water te krijgen.
Eiseres heeft de rechtbank daarnaast verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het EVRM.

3. Wettelijk kader

De relevante wettelijke bepalingen zijn opgenomen in een bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.

4. De besluitvorming

4.1
In het Wob-verzoek heeft eiseres verzocht om verschillende documenten. Eiseres heeft onder andere verzocht om een lijst van nevenfuncties van alle raadsleden van de gemeenteraad in 2019, 1014 en 2018. Ook heeft eiseres verzocht om de opdrachten en de overeenkomsten met het bedrijf [naam betrokkenen 1] die zien op de rapporten ‘Check bestuurlijk integriteitsbeleid’ en ‘Integriteitsonderzoek handelen wethouder [naam wethouder] ’. Ook hebben zij verzocht om het collegebesluit, inclusief de bijlagen, dat ten grondslag lag aan de eerste opdracht en de notulen van de collegevergadering waarin dit besluit is genomen.
4.2
In het primaire besluit wordt een groot deel van de door eiseres verzochte informatie verstrekt. Het college heeft onder andere verstrekt:
  • E-mailberichten van 8 februari 2018 over een opdrachtverstrekking aan [naam betrokkenen 1] ;
  • De offerte evaluatie integriteitsbeleid [naam betrokkenen 1] van 16 januari 2018;
  • E-mailberichten van 9 maart 2018;
  • De offerte aanvullend onderzoek integriteit [naam betrokkenen 1] van 9 maart 2018;
De informatie omtrent de nevenfuncties van raadslieden zijn volgens het primaire besluit te vinden op de website van de gemeente Veere.
4.3
In de beslissing op bezwaar wordt het bezwaar van eiseres gedeeltelijk gegrond verklaard en worden nog meer documenten aan eiseres verstrekt. Ter onderbouwing van dit besluit verwijst het college naar het advies van de bezwaarschriftencommissie.
4.4
In de uitspraak van de rechtbank van 4 februari 2020 heeft de rechtbank het beroep van eiseres gegrond heeft verklaard en het bestreden besluit gedeeltelijk heeft vernietigd. De rechtbank heeft overwogen dat het college niet al het redelijkerwijs mogelijke had gedaan om de gevraagde stukken die betrekking hebben op [naam betrokkenen 1] te achterhalen. Daarnaast heeft de rechtbank overwogen dat het college zich ten onrechte op het standpunt had gesteld dat de lijsten van nevenfuncties van raadslieden al openbaar waren, omdat deze niet op de gemeentelijke website staan.
4.5
In het bestreden besluit het college ten aanzien van de opdrachtverstrekkingen aan [naam betrokkenen 1] besloten dat geen andere documenten beschikbaar zijn. De burgemeester heeft volgens het college zorggedragen voor de opdrachtverstrekking aan [naam betrokkenen 1] . Dit heeft hij gedaan op basis van zijn bevoegdheden in het kader van het bevorderen van de bestuurlijke integriteit van de gemeente. [2] De burgemeester heeft het college daar mondeling over geïnformeerd. Daar heeft het college aan toegevoegd dat de nevenbetrekkingen van de raadsleden die in 2010 en 2014 zijn benoemd, destijds op de website stonden gepubliceerd. De nevenbetrekkingen van de raadsleden die in 2014 zijn benoemd zijn nog terug te vinden op de website van de gemeente via raadpleging van het archiefweb. De nevenbetrekkingen van de raadslieden die in 2010 zijn benoemd, zijn volgens het college niet meer terug te vinden op de website van de gemeente. Deze documenten zijn ook niet bewaard, zodat zij niet openbaar gemaakt kunnen worden.
5. Beoordeling
De opdrachtverstrekking aan [naam betrokkenen 1]
5.1
De rechtbank is van oordeel dat het college in het bestreden besluit niet geloofwaardig heeft gesteld dat uit onderzoek is gebleken dat ten aanzien van de opdrachtverstrekkingen aan [naam betrokkenen 1] niet meer documenten beschikbaar zijn. [3] De rechtbank acht niet geloofwaardig dat de opdrachtverlening mondeling heeft plaatsgevonden. Uit de offertes van [naam betrokkenen 1] van 16 januari 2018 en 9 maart 2018 blijkt dat € 12.380,- en € 29.760,- (exclusief btw) in rekening is gebracht bij de gemeente door [naam betrokkenen 1] . De rechtbank acht het niet aannemelijk dat afspraken over dergelijke bedragen allemaal mondeling zijn gemaakt. De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen dat over het verstrekken van dergelijke opdrachten namelijk verantwoording zal moeten worden afgelegd aan bijvoorbeeld de Rekenkamer of de accountant. Gelet daarop kan volgens de rechtbank nog steeds niet gezegd worden dat het college al het redelijkerwijs mogelijke heeft gedaan om de ontbrekende documenten alsnog te achterhalen.
De lijsten van nevenfuncties
5.2
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college in het bestreden besluit ook niet geloofwaardig gesteld dat na onderzoek is gebleken dat de lijsten van nevenfuncties van raadsleden uit 2010, 2014 en 2018 niet onder hem berust. Ter zitting heeft het college de lijst van de nevenfuncties van raadsleden uit 2010 alsnog overgelegd en ook de daarbij behorende formulieren die zijn ingevuld door de toenmalige raadsleden. Daar heeft het college ter zitting aan toegevoegd dat zij nog op zoek zijn naar de lijsten en onderliggende documenten ten aanzien van 2014 en 2018. Naar het oordeel van de rechtbank had het college dat onderzoek al moeten hebben afgerond op het moment van het bestreden besluit. Gelet daarop kan naar het oordeel van de rechtbank niet gezegd worden dat het college alsnog al het redelijkerwijs mogelijke heeft gedaan om de ontbrekende documenten te achterhalen.
6. Redelijke termijn
6.1
Eiseres heeft de rechtbank verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
6.2
Op grond van vaste rechtspraak is een redelijke termijn voor de afhandeling van bezwaar en beroep als uitgangspunt twee jaar. [4] 12 De termijn vangt aan op het moment dat eiseres het bezwaarschrift heeft ingediend. Gerekend van (de ontvangst van) het bezwaarschrift van 19 maart 2019 tot de datum van deze uitspraak zijn niet meer dan twee jaar verstreken. Gelet daarop bestaat voor eiseres op het moment van de uitspraak geen recht op schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. Dat het bestuursorgaan hierna wordt opgedragen om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, maakt die conclusie niet anders. Ook in een geval als dit waarin een vernietiging door de rechtbank van een besluit op bezwaar leidt tot een hernieuwde behandeling van het bezwaar en een eventuele herhaalde behandeling door de rechtbank, moet worden uitgegaan van een redelijke termijn van twee jaar voor de procedure als geheel. In een eventueel herhaalde behandeling door de rechtbank staat het eiseres gelet daarop vrij om opnieuw een verzoek te doen om schadevergoeding in verband met overschrijding van de redelijke termijn. [5]
7. Conclusie
7.1
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen. De rechtbank ziet geen aanleiding om zelf in de zaak te voorzien. De rechtbank zal de gemeenteraad daarom opdragen om binnen 6 weken nadat deze uitspraak kracht van gewijsde heeft gekregen een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak.
7.2
Nu het beroep gegrond wordt verklaard, dient het griffierecht aan eiseres te worden vergoed.
7.3
De rechtbank veroordeelt de gemeenteraad in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1068,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 534,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op binnen 6 weken nadat deze uitspraak kracht van gewijsde heeft gekregen een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 354,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1068,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. N. van Asten, griffier, op 8 maart 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Wettelijk kader

Wet openbaarheid van bestuur (Wob)
Artikel 3 van de Wob
Een ieder kan een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.
De verzoeker vermeldt bij zijn verzoek de bestuurlijke aangelegenheid of het daarop betrekking hebbend document, waarover hij informatie wenst te ontvangen.
De verzoeker behoeft bij zijn verzoek geen belang te stellen.
Indien een verzoek te algemeen geformuleerd is, verzoekt het bestuursorgaan de verzoeker zo spoedig mogelijk om zijn verzoek te preciseren en is het hem daarbij behulpzaam.
Een verzoek om informatie wordt ingewilligd met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 10 en 11.

Voetnoten

1.Artikel 10, tweede lid, aanhef, onder 2, van de Wob.
2.Artikel 170 van de Gemeentewet.
3.ABRvS 20 januari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:98, r.o. 4.1.
4.ABRvS 29 januari 2014, ECLI:NL:RVS:2014:188, r.o. 4.3.
5.ABRvS 29 januari 2014, ECLI:NL:RVS:2014:188, r.o. 4.9 en ABRvS 16 januari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:83, r.o. 11.5 en 11.8.