ECLI:NL:RBZWB:2021:911

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 maart 2021
Publicatiedatum
3 maart 2021
Zaaknummer
AWB- 20_9972
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet tijdig beslissen op aanvraag bijzondere bijstand en bekendmaking van besluiten

Op 3 december 2020 heeft eiseres digitaal beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda op haar aanvraag van 1 september 2020 om bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen, te weten een printer en een laptop, op grond van de Participatiewet. De rechtbank heeft het beroep versneld behandeld en toepassing gegeven aan artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waardoor een behandeling ter zitting achterwege is gebleven.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het college op 29 oktober 2020 al een besluit had genomen op de aanvraag van eiseres en dat eiseres daarvan tijdig op de hoogte was. De rechtbank oordeelt dat het beroep van eiseres tegen het niet tijdig beslissen kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat er op het moment van indienen van het beroepschrift geen sprake was van niet tijdig beslissen. Eiseres had het college eerder gewezen op de termijnoverschrijding, maar het college had inmiddels een besluit genomen.

Eiseres heeft echter aangegeven het niet eens te zijn met het besluit van 29 oktober 2020, en de rechtbank heeft daarom het beroep van eiseres tegen het niet tijdig beslissen mede gericht geacht tegen het primaire besluit van 29 oktober 2020. De rechtbank heeft vastgesteld dat het besluit niet op de juiste wijze aan eiseres is bekendgemaakt, omdat zij had aangegeven de beschikkingen per post te willen ontvangen. Desondanks was het besluit tijdig bekendgemaakt, omdat eiseres de e-mail had ontvangen en gelezen. De rechtbank heeft het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk verklaard en het beroep tegen het besluit van 29 oktober 2020 doorverwezen naar het college ter behandeling als bezwaar.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/9972 PW

uitspraak van 2 maart 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft op 3 december 2020 digitaal beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het college op haar aanvraag van 1 september 2020 om bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen (printer en laptop) op grond van de Participatiewet.
De rechtbank heeft besloten het beroep versneld te behandelen, onder toepassing van afdeling 8.2.3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank heeft vervolgens toepassing gegeven aan artikel 8:54, eerste lid, van de Awb, zodat een behandeling ter zitting achterwege is gebleven.

Overwegingen

1. Op grond van de stukken gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 1 september 2020 heeft eiseres bij het college een aanvraag ingediend om bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen (printer en laptop).
Bij e-mailbericht van 28 oktober 2020 heeft eiseres het college erop gewezen dat de termijn om te beslissen op de aanvraag is verstreken. Eiseres stelt dat het college in gebreke is gebleven op de aanvraag te beslissen en heeft het college verzocht dit alsnog binnen twee weken te doen.
Bij besluit van 29 oktober 2020 heeft het college op de aanvraag om een bijzondere bijstand van eiseres beslist.
Op 3 december 2020 heeft eiseres digitaal beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op haar aanvraag om bijzondere bijstand.
Het college heeft bij brief van 22 januari 2021 de op de procedure niet tijdig beslissen betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingediend.
2. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld (artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb). Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen (artikel 6:12, tweede lid, van de Awb).
3. De vraag die bij de rechtbank voorligt, is of sprake is van niet tijdig beslissen door het college en meer concreet of het besluit van 29 oktober 2020 op de juiste wijze aan eiseres bekend is gemaakt.
Tussen partijen is niet in geschil dat het college op 29 oktober 2020 op de aanvraag van eiseres heeft beslist. Partijen verschillen echter van mening over de vraag of het besluit op de juiste wijze aan eiseres is bekendgemaakt en of er daardoor nog sprake is van niet tijdig beslissen door het college. Eiseres stelt zich op het standpunt dat het besluit niet rechtsgeldig is, omdat het besluit via de elektronische weg aan haar bekend is gemaakt, terwijl zij daar geen toestemming voor heeft gegeven. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat het besluit wel op de juiste wijze bekend is gemaakt, omdat uit de handelingen van eiseres blijkt dat zij via de elektronische weg bereikbaar is.
De rechtbank stelt vast dat het college bij besluit van 29 oktober 2020 de aanvraag van eiseres om bijzondere bijstand heeft afgewezen. Het besluit is via e-mail aan eiseres bekendgemaakt en het besluit is door eiseres ontvangen.
De rechtbank is van oordeel dat het besluit van 29 oktober 2020 niet op de juiste wijze aan eiseres is bekendgemaakt omdat zij op 21 juli 2020 in een mail aan de behandelend ambtenaar [naam ambtenaar] heeft laten weten de beschikkingen per post te willen ontvangen, omdat het lezen van mails op haar kapotte telefoon niet altijd lukt.
De rechtbank stelt echter vast dat, ondanks het feit dat het hiervoor genoemde besluit niet op de juiste wijze aan eiseres is bekendgemaakt, het besluit toch tijdig bij haar bekend was omdat het besluit aan haar is gemaild en eiseres die mail blijkbaar heeft gelezen. De omstandigheid dat de bekendmaking niet correct is geweest, doet er niet aan af dat het college dus tijdig een besluit op de aanvraag heeft genomen en dat het besluit ook tijdig bekend was bij eiseres.
4. Op het moment van indienen van het beroepschrift op 3 december 2020 was er dus geen sprake van niet tijdig beslissen op de aanvraag door het college. Het college had al een besluit genomen op de aanvraag van eiseres en eiseres was daarvan tijdig op de hoogte.
5. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
6. Nu eiseres in het beroepschrift heeft aangegeven het niet eens te zijn met het besluit van 29 oktober 2020, ziet de rechtbank aanleiding om met toepassing van artikel 6:20, derde lid, van de Awb het beroep van eiseres tegen het niet tijdig beslissen mede gericht te achten tegen het primaire besluit van 29 oktober 2020.
Aangezien de inhoudelijke standpunten van partijen ten aanzien van de aanvraag om bijzondere bijstand nog onvoldoende tussen het bestuursorgaan en eiseres zijn uitgesproken en besproken, ziet de rechtbank aanleiding het beroep voor zover gericht tegen het besluit van 29 oktober 2020 te verwijzen naar het college ter behandeling als bezwaar (artikel 6:20, vierde lid, van de Awb). Dit betekent dat de rechtbank het (aanvullend) beroepschrift ingevolge artikel 6:15 van de Awb als bezwaarschrift zal doorzenden aan het bestuursorgaan onder gelijktijdige mededeling hiervan aan de afzender. Nu dit (aanvullend) beroepschrift reeds in bezit is van het bestuursorgaan zal de rechtbank hem dit niet opnieuw toezenden en volstaan met deze mededeling

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk;
  • verwijst het beroep tegen het besluit van 29 oktober 2020 naar het college ter behandeling als bezwaar.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van D. Alblas, griffier, op 2 maart 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kunnen partijen en andere belanghebbenden verzet doen bij de rechtbank. De termijn voor het indienen van een verzetschrift bedraagt zes weken en vangt aan op de dag na de verzending van deze uitspraak.