ECLI:NL:RBZWB:2021:888

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 februari 2021
Publicatiedatum
2 maart 2021
Zaaknummer
C/02/382135/HA-RK/21-45
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek ex artikel 36 Rv inzake procesbeslissing tot weigering ingediende stukken

In deze beschikking van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 26 februari 2021, wordt een wrakingsverzoek behandeld dat is ingediend door de verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. R. Wouters. Het verzoek is gericht tegen mr. L.W. Louwerse, de rechter die belast is met de behandeling van een onderliggende zaak. De verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen de beslissing van de rechter om een op het laatste moment ingediende productie van haar niet toe te laten, terwijl een vergelijkbare productie van de wederpartij wel was geaccepteerd. De verzoekster stelt dat deze beslissing blijk geeft van vooringenomenheid van de rechter.

De rechtbank heeft de procedure en de argumenten van beide partijen zorgvuldig overwogen. De rechter heeft in zijn schriftelijke reactie aangegeven dat zijn beslissing is gebaseerd op het beginsel van hoor en wederhoor, en dat de weigering van de productie van verzoekster gerechtvaardigd was omdat deze niet tijdig was ingediend. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van een onbegrijpelijke beslissing die zou wijzen op partijdigheid van de rechter. Het wrakingsverzoek wordt afgewezen, en de behandeling van de onderliggende zaak zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de schorsing.

De rechtbank benadrukt dat een negatieve procesbeslissing op zich geen grond vormt voor wraking, tenzij er sprake is van uitzonderlijke omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing voor vooringenomenheid opleveren. In dit geval is niet gebleken dat de rechter jegens de verzoekster een vooringenomenheid koesterde, en het verzoek wordt dan ook afgewezen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Wrakingskamer
Middelburg
zaaknummer / rekestnummer: C/02/382135 / HA RK 21-45
Beslissing van 26 februari 2021 inzake het wrakingsverzoek ex artikel 36 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van:
[verzoekster],wonende te [woonplaats],
verder te noemen verzoekster,
advocaat: mr. R. Wouters te Middelburg.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van de in de na te noemen zaak op 8 februari 2021 gehouden mondelinge behandeling, waarin opgenomen het tijdens die mondelinge behandeling namens verzoekster gedane wrakingsverzoek, gericht tegen mr. L.W. Louwerse, rechter in deze rechtbank;
- de processtukken zoals opgenomen in het procesdossier van de zaak met zaaknummer C/02/381717 / KG ZA 21-43;
- de schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek van mr. L.W. Louwerse, ontvangen op 16 februari 2021;
- de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek door de wrakingskamer op 19 februari 2021, waarbij zijn verschenen mr. Wouters namens verzoekster, mr. Louwerse en mr. K.J.C. van Bekkum via Skype als advocaat van de wederpartij in de onderliggende procedure;
- de tijdens de mondelinge behandeling overgelegde pleitaantekeningen van mr. Wouters.

2.Het verzoek

2.1
Het verzoek strekt tot wraking van mr. L.W. Louwerse, hierna te noemen de rechter, die belast is met de behandeling van de zaak met kenmerk C/02/381717 / KG ZA 21-43.
2.2
De rechter berust niet in het wrakingsverzoek.

3.De feiten

3.1
De mondelinge behandeling van de genoemde onderliggende procedure heeft plaatsgevonden op 8 februari 2021 om 13.30 uur. Volgens het proces-verbaal van deze mondelinge behandeling van 8 februari 2021 waarin het mondelinge wrakingsverzoek is gedaan, is deze mondelinge behandeling als volgt verlopen:
“De zittingsrechter neemt met partijen de op voorhand toegezonden stukken door, te weten de akte wijziging van eis/vermeerdering van eis met productie 13, de mail van zondag 7 februari 2021 van mr. Van Bekkum met bijlage en de door mr. Wouters toegezonden producties 1 tot en met 8 en vraagt of deze zijn ontvangen. Mr. Van Bekkum c.q. mr. Wouters bevestigt dat dit het geval is. Mr. Wouters voegt daaraan toe dat hij pas vanmorgen kennis heeft genomen van de op zondag door mr. Van Bekkum toegezonden stukken.
Mr. Wouters deelt mee dat hij vandaag nog een nadere productie aan de rechtbank en
mr. Van Bekkum heeft toegezonden. Mr. Van Bekkum deelt mee dat hij deze productie pas
recent, 13:15 uur, heeft kunnen zien en niet met zijn cliënt heeft kunnen bespreken en maakt
bezwaar tegen het indienen van deze productie.
De voorzieningenrechter bespreekt of de productie nog kan worden ingezien. Mr. Van
Bekkum deelt mee dat het een omvangrijk stuk betreft en dat hij daarop niet meer kan
reageren.
De voorzieningenrechter deelt mee dat dit stuk zal worden geweigerd omdat het niet tijdig is
toegezonden en mr. Van Bekkum dit niet met zijn cliënt heeft kunnen bespreken.
Mr. Wouters deelt mee dat hij de voorzieningenrechter in dat geval moet wraken omdat dit
oordeel van partijdigheid getuigt nu de door mr. Van Bekkum op zondag nagezonden
productie wel door de voorzieningenrechter wordt geaccepteerd.
De voorzieningenrechter deelt hierop mede dat hij mr. Wouters zo begrijpt dat hij bezwaar
maakt tegen de door mr. Van Bekkum op zondag toegezonden stukken en geeft mr. Van
Bekkum de gelegenheid om te reageren.
Mr. Van Bekkum deelt mee dat, zoals mr. Wouters heeft meegedeeld, hij wel deze stukken
met zijn cliënt heeft kunnen bespreken en dat mr. Wouters dreigt met een wraking omdat hij
alleen maar wil dat zijn stukken alsnog worden geaccepteerd.
Mr. Wouters herhaalt dat hij bezwaar maakt tegen de door mr. Van Bekkum op zondag
toegezonden stukken wanneer zijn deze ochtend toegezonden productie wordt geweigerd en
hij het wrakingsverzoek handhaaft als zijn stukken niet worden toegelaten. De stukken die
ik vandaag aan de voorzieningenrechter heb toegezonden betreffen een reactie op de
stukken die mr. Van Bekkum zondag aan de voorzieningenrechter heeft toegezonden.
De voorzieningenrechter deelt mee dat hij een proces-verbaal zal opmaken van het
wrakingsverzoek.
De voorzieningenrechter houdt de zaak aan tot het moment waarop op het wrakingsverzoek
is beslist.”

4.De gronden van het wrakingsverzoek

4.1
Kort samengevat is aan het wrakingsverzoek ten grondslag gelegd dat de beslissing van de rechter om de namens verzoekster op maandag 8 februari 2021 ingediende nadere productie te weigeren zodanig onbegrijpelijk is dat het niet anders kan dan dat een blijk van vooringenomenheid van de rechter aan de orde is.
4.2
Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek heeft verzoekster haar verzoek bij monde van haar advocaat nog toegelicht.
Mr. Wouters verklaart dat hij op de dag van de mondelinge behandeling een aanvullende productie heeft ingediend, te weten om 12.21 uur. Dit was een reactie op de aanvullende productie van mr. Van Bekkum, ingediend op zondag 7 februari 2021. Zowel de stukken van mr. Van Bekkum als de aanvullende productie van de zijde van verzoekster zijn binnen de 24-uurs termijn als bedoeld in artikel 6.2 van het Landelijk procesreglement kort gedingen handel/familie ingediend. Door de stukken van de wederpartij wel toe te laten en de reactie hierop van verzoekster te weigeren wordt in strijd gehandeld met het beginsel van hoor en wederhoor. Mr. Wouters heeft ter zitting van de wrakingskamer verklaard in eerste instantie geen bezwaar gemaakt te hebben tegen de toelating van de stukken van mr. Van Bekkum, omdat hij er op rekende dat hij door middel van de stukken van 8 februari 2021 op adequate wijze mocht reageren op deze aanvullende productie. Pas toen tijdens het verdere verloop van de zitting bleek dat de aanvullende productie van 8 februari 2021 niet geaccepteerd zou worden, is door mr. Wouters namens verzoekster alsnog bezwaar gemaakt tegen de acceptatie van de stukken van mr. Van Bekkum. Volgens mr. Wouters is bij de afweging van de rechter om de productie van verzoekster niet toe te laten de afwezigheid van de wederpartij in persoon doorslaggevend geweest. Dit is echter een keuze geweest van de wederpartij en dient voor diens risico te komen. Tot slot merkt mr. Wouters op dat hij heeft gesuggereerd om tijdens de zitting een leespauze in te lassen maar de rechter heeft hiervoor geen gelegenheid willen geven.

5.Het standpunt van de rechter

5.1
In zijn schriftelijke reactie licht de rechter toe dat zijn beslissing het beginsel van hoor en wederhoor betreft. Ingevolge het Landelijk procesreglement worden stukken die binnen 24 uur (één werkdag) voor de mondelinge behandeling worden ingediend, in beginsel buiten beschouwing gelaten. Uitzonderingen hierop zijn mogelijk, waarbij overwogen zal moeten worden of de wederpartij voldoende gelegenheid heeft gehad om de stukken in te zien en daarop voldoende adequaat kan reageren.
5.2
Bij aanvang van de mondelinge behandeling heeft de rechter de stukken met partijen doorgenomen en heeft hij geverifieerd of partijen deze stukken hebben ontvangen, zo ook de aanvullende productie van mr. Van Bekkum d.d. 7 februari 2021. Mr. Wouters heeft op dat moment geen bezwaar gemaakt tegen deze stukken. Gelet hierop en de aard en omvang van deze stukken, zijn deze toegelaten in de procedure. Pas daarna verklaarde mr. Wouters dat hij die ochtend aanvullende stukken had toegezonden aan de rechtbank. Deze stukken bevonden zich op dat moment nog niet in het procesdossier van de rechtbank en bleken achteraf om 12.41 uur – ongeveer 45 minuten voorafgaand aan de mondelinge behandeling – te zijn ontvangen bij de griffie. Mr. Van Bekkum heeft bezwaar geuit tegen de toelating van deze stukken, aangezien hij dit stuk pas kort voor de mondelinge behandeling had ontvangen, het een omvangrijk stuk betrof en hij geen gelegenheid had gehad om de productie met zijn cliënt te bespreken wegens een ziekenhuisopname, waardoor hij hier niet op had kunnen reageren. De rechter heeft beslist het stuk buiten beschouwing te laten nadat hij een en ander heeft geverifieerd en had waargenomen dat de aanvullende productie inderdaad omvangrijk was. Deze lag zichtbaar op de tafel voor mr. Wouters. Pas toen heeft mr. Wouters bezwaar gemaakt tegen de door mr. Van Bekkum op 7 februari 2021 ingediende stukken. Dit bezwaar hield niet in dat hij niet in staat was behoorlijk te kunnen reageren op deze stukken, maar slechts dat hij zich wilde beroepen op de eigen ingediende stukken op 8 februari 2021 in reactie op de stukken van mr. Van Bekkum.
5.3
Tijdens de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek heeft de rechter benadrukt dat hij een gemotiveerde beslissing heeft genomen, waaruit geenszins volgt dat sprake is van partijdigheid. Het stuk van mr. Van Bekkum is expliciet benoemd en de ontvangst is bevestigd door mr. Wouters. Op dat moment heeft mr. Wouters geen bezwaar geuit tegen de toelating van de stukken. Daarop is beslist dat de stukken worden toegelaten. Dit is wellicht niet heel duidelijk opgenomen in het proces-verbaal.
De rechter heeft na het bezwaar van mr. Wouters tegen de weigering van zijn productie nog bezien of een schorsing van de mondelinge behandeling afdoende gelegenheid zou bieden aan mr. Van Bekkum om de productie van mr. Wouters door te nemen en te bespreken met zijn cliënt, maar mr. Van Bekkum bleef bij zijn bezwaar tegen de toelating van de stukken. Daarop is beslist de stukken niet toe te staan. De afwezigheid van de wederpartij in persoon was daarbij niet de enige reden om de stukken te weigeren. De stukken zijn 45 minuten voorafgaand aan de mondelinge behandeling toegezonden en het betrof een omvangrijk pakket.

6.De beoordeling

6.1
Ingevolge artikel 36 Rv kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
6.2
Daarbij moet voorop worden gesteld, dat bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter als uitgangspunt dient, dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert dat een rechter ten aanzien van een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die partij daarvoor bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
6.3
De door verzoekster aan haar wrakingsverzoek ten grondslag gelegde beslissing van de rechter om het door mr. Wouters op 8 februari 2021 ingediende stuk te weigeren omdat het niet tijdig is ingediend betreft een procedurele beslissing. Een als negatief ervaren procesbeslissing is in het algemeen geen grond voor toewijzing van een verzoek tot wraking van de rechter die deze beslissing heeft genomen.
Volgens de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2018:1413) komt de wrakingskamer geen oordeel toe over de juistheid van zo’n procesbeslissing. Wanneer een wrakingsverzoek is gericht tegen de motivering van een procesbeslissing geldt als uitgangspunt dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen zich evenzeer ertegen verzet dat de motivering grond kan vormen voor wraking, ook indien het gaat om een door verzoekster onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of het ontbreken van een motivering. Alleen als deze beslissing in het licht van de omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid, kan dat tot een ander oordeel leiden.
6.4
Namens verzoekster is aangevoerd dat er blijk is van vooringenomenheid van de rechter doordat de aanvullende productie van mr. Van Bekkum d.d. 7 februari 2021 wél is toegelaten als processtuk, terwijl de reactie hierop van verzoekster, zijnde de aanvullende productie d.d. 8 februari 2021, is geweigerd. De veronderstelde koppeling die mr. Wouters hiermee maakt, te weten dat als de aanvullende stukken van mr. Van Bekkum worden toegelaten, zijn stukken (automatisch) ook toegelaten dienen te worden, is onjuist en heeft geen grondslag in de wet. Iedere procesbeslissing staat op zichzelf. Mr. Wouters mocht er derhalve niet op rekenen dat toelating van de stukken van mr. Van Bekkum automatisch zou leiden tot toelating van de door hem ingediende stukken. De omstandigheid dat stukken niet worden geaccepteerd, brengt niet automatisch met zich dat gehandeld wordt in strijd met het beginsel van hoor en wederhoor. Aan dit beginsel kan namelijk ook op andere wijze worden voldaan, met name door partijen de gelegenheid te geven ter zitting mondeling op stukken te reageren. Dat de door mr. Wouters ingediende producties daartoe onmisbaar waren en dat zijn aanvaarding van de stukken van mr. Van Bekkum daarvan afhing, heeft hij niet kenbaar gemaakt aan de rechter.
6.5
De rechter heeft zijn beslissing tot weigering van de productie van mr. Wouters gemotiveerd door er op te wijzen dat deze niet tijdig is toegezonden en mr. Van Bekkum deze niet met zijn cliënt heeft kunnen bespreken. Hiervoor is – gelet op de bewoordingen van de motivering - aansluiting gezocht bij de ratio van artikel 6.2 van het Landelijk procesreglement kort gedingen rechtbanken handel/familie. Hierin zijn regels opgenomen over de termijn voor indiening van stukken en de mogelijkheid tot uitzondering hierop, te weten dat er voldoende gelegenheid dient te zijn om kennis te nemen van de stukken en daarop adequaat te reageren.
6.6
Gelet op het voorgaande kan niet worden geoordeeld dat er sprake is van een beslissing of motivering daarvan die in het licht van de omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten zo onbegrijpelijk is dat deze een zwaarwegende aanwijzing oplevert dat de rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die partij bestaande vrees voor partijdigheid van de rechter objectief gerechtvaardigd is. Het wrakingsverzoek zal dan ook worden afgewezen.

7.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot wraking af;
bepaalt dat de behandeling van de zaak met kenmerk C/02/381717 / KG ZA 21-43 zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de schorsing wegens de indiening van dit verzoek.
Deze beslissing is gegeven op 26 februari 2021 door mrs. E.K. van der Lende-Mulder Smit, E.J.G. Eijssen-Vruwink en G.M.J. Kok, in tegenwoordigheid van mr. K.M.P. van Ginneke, griffier, en in het openbaar uitgesproken.
KG