In deze beschikking van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 26 februari 2021, wordt een wrakingsverzoek behandeld dat is ingediend door de verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. R. Wouters. Het verzoek is gericht tegen mr. L.W. Louwerse, de rechter die belast is met de behandeling van een onderliggende zaak. De verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen de beslissing van de rechter om een op het laatste moment ingediende productie van haar niet toe te laten, terwijl een vergelijkbare productie van de wederpartij wel was geaccepteerd. De verzoekster stelt dat deze beslissing blijk geeft van vooringenomenheid van de rechter.
De rechtbank heeft de procedure en de argumenten van beide partijen zorgvuldig overwogen. De rechter heeft in zijn schriftelijke reactie aangegeven dat zijn beslissing is gebaseerd op het beginsel van hoor en wederhoor, en dat de weigering van de productie van verzoekster gerechtvaardigd was omdat deze niet tijdig was ingediend. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van een onbegrijpelijke beslissing die zou wijzen op partijdigheid van de rechter. Het wrakingsverzoek wordt afgewezen, en de behandeling van de onderliggende zaak zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de schorsing.
De rechtbank benadrukt dat een negatieve procesbeslissing op zich geen grond vormt voor wraking, tenzij er sprake is van uitzonderlijke omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing voor vooringenomenheid opleveren. In dit geval is niet gebleken dat de rechter jegens de verzoekster een vooringenomenheid koesterde, en het verzoek wordt dan ook afgewezen.