Wettelijk kader
Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Artikel 4:21, eerste lid, van de AwbOnder subsidie wordt verstaan: de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten.
Artikel 4:23, eerste lid, van de Awb
Een bestuursorgaan verstrekt slechts subsidie op grond van een wettelijk voorschrift dat regelt voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt.
Subsidieverordening Breda 2017 (Subsidieverordening)Artikel 1:3 van de Subsidieverordening
Het college is bevoegd te besluiten over het verstrekken van subsidies, alsmede tot het nemen van alle overige daarmee samenhangende besluiten op grond van titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht en deze verordening. Subsidies kunnen slechts worden verstrekt voor de activiteiten die vallen onder de beleidsterreinen zoals genoemd in de door de raad vastgestelde begroting of voor de activiteiten zoals door het college geregeld bij nadere regels en met in achtneming van deze verordening, de door de gemeenteraad in het kader van de vaststelling van de gemeentebegroting vastgestelde kaders en de in de gemeentebegroting opgenomen financiële middelen.
Het college is bevoegd om bij nadere regels aanvullende voorschriften te stellen met betrekking tot de onderwerpen zoals geregeld in deze verordening. Het college is eveneens bevoegd om bij nadere regels afwijkende voorschriften te stellen, voor zover dat uitdrukkelijk in deze verordening is bepaald. Door het college vastgestelde of gewijzigde nadere regels worden ter kennisname naar de desbetreffende raadscommissie(s) gezonden.
Het college is bevoegd om voorwaarden aan de subsidieverlening te verbinden.
Artikel 3:1 van de Subsidieverordening
Subsidies kunnen worden aangevraagd door natuurlijke personen en rechtspersonen, met dien verstande dat subsidies groter dan € 5.000,- slechts kunnen worden aangevraagd door en verstrekt aan een rechtspersoon.
Het college kan bij nadere regels afwijken van het gestelde in het eerste lid.
Artikel 3:2 van de Subsidieverordening
De aanvraag voor een subsidie wordt schriftelijk ingediend bij het college.
Indien door het college een aanvraagformulier is vastgesteld, wordt de aanvraag om subsidie ingediend met behulp van dit aanvraagformulier.
Bij een aanvraag om subsidie verstrekt de aanvrager de volgende gegevens:
een beschrijving van de activiteiten waar subsidie voor wordt aangevraagd;
de doelstellingen en resultaten, die daarmee worden nagestreefd, en hoe de activiteiten aan dat doel bijdragen. In het bijzonder ook in welke mate de activiteiten gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen en op door de gemeente vastgestelde doelen of beleidsterreinen;
een voldoende gespecificeerd(e) en toegelicht(e) begroting en dekkingsplan van de kosten van de activiteiten, waar de subsidie voor wordt aangevraagd. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij andere bestuursorganen of private organisaties of personen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;
indien van toepassing bij een jaarlijkse subsidie, de stand van de egalisatiereserve op het moment van de aanvraag;
indien van toepassing een recente positieve verklaring omtrent gedrag voor personen die bij de activiteiten direct in aanraking komen met minderjarigen.
4. Een rechtspersoon die voor de eerste maal een jaarlijkse subsidie aanvraagt, voegt een exemplaar van de oprichtingsakte of de statuten, alsmede van het jaarverslag, de jaarrekening en de balans van het voorgaande jaar toe aan de aanvraag.
5. Een onderneming die subsidie aanvraagt, voegt de volgende bijlagen toe aan de aanvraag:
een opgave van subsidies, vergoedingen of tegemoetkomingen in welke vorm dan ook met staatsmiddelen bekostigd, die al zijn of zullen worden ontvangen voor de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;
een verklaring als bedoeld in de de-minimisverordening (de-minimisverklaring).
6. Het college is bevoegd ook andere dan, of slechts enkele van, de in het tweede, derde, vierde en vijfde lid genoemde gegevens te verlangen, indien die voor het nemen van een beslissing op de aanvraag noodzakelijk, respectievelijk voldoende, zijn.
Artikel 4:1 van de Subsidieverordening
1. Onverminderd het bepaalde in de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht weigert het college de subsidie in ieder geval:
ls de Europese Commissie overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie onverenigbaar is met de interne markt;
als het betreft een aanvrager tegen wie een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt is verklaard.
2. Onverminderd het bepaalde in het vorige lid weigert het college de subsidie in ieder geval als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een Europees steunkader omdat:
subsidie verstrekt zou worden aan een aanvrager die een onderneming drijft die in moeilijkheden verkeert als bedoeld in het desbetreffende steunkader, of
de subsidie geen stimulerend effect heeft als bedoeld in het desbetreffende steunkader.
3. Onverminderd het bepaalde in de vorige leden weigert het college de subsidie in ieder geval:
ls de doelstelling of activiteiten van de aanvrager, dan wel het beoogde gebruik van de subsidie discriminatie opleveren of op zullen leveren wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, burgerlijke staat, seksuele gerichtheid, leeftijd of op welke grond dan ook; of
binnen de organisatie van de aanvrager of binnen de activiteiten waarvoor de aanvrager (mede-)verantwoordelijkheid draagt, discriminatie als omschreven onder a plaatsvindt of zal plaatsvinden, en de aanvrager ter voorkoming of beperking hiervan niet die maatregelen treft die onder de gegeven omstandigheden in redelijkheid van de aanvrager mogen worden verwacht;
4. Onverminderd het bepaalde in de vorige leden kan het college de subsidie verder weigeren:
ls gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat de activiteiten van de aanvrager niet gericht zullen zijn op de gemeente Breda of niet aanwijsbaar ten goede komen aan ingezetenen van de gemeente Breda;
als gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat de gelden niet, of in onvoldoende mate, besteed zullen worden voor het doel waarvoor een subsidie beschikbaar wordt gesteld;
als gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met de wet, goede zeden en/of het algemeen belang of de openbare orde;
als gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd een overwegend partijpolitieke, godsdienstige of levensbeschouwelijke vorming ten doel hebben;
als het een subsidie van € 50.000,- of meer betreft en de aanvrager een rechtspersoon is die zich in de bezoldiging van haar bestuurders/topfunctionarissen niet heeft geconformeerd aan de bezoldigingsnormering ingevolge de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (WNT), zonder dat daarvoor naar het oordeel van het college zwaarwegende redenen voor aanwezig zijn;
als redenen bestaan om aan te nemen dat de aanvrager ook zonder de gevraagde subsidie over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden kan of heeft kunnen beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken;
als redenen bestaan om aan te nemen dat de aanvrager met uitvoering van de activiteiten beoogt winst te maken;
als redenen bestaan om aan te nemen dat de financiële middelen van de aanvrager, met inbegrip van de subsidie, onvoldoende zijn om de voorgenomen activiteiten uit te voeren;
als de aanvrager de behoefte aan de te subsidiëren activiteiten niet aannemelijk heeft kunnen maken;
als redenen bestaan om aan te nemen dat aan de aanvrager voor de aangevraagde subsidie reeds door enig bestuursorgaan een subsidie is verstrekt;
als redenen bestaan om aan te nemen dat de aanvrager niet alle benodigde vergunningen en ontheffingen ten behoeve van de gesubsidieerde activiteiten heeft of zal kunnen verkrijgen;
als de subsidieverstrekking niet past binnen het beleid van de gemeente of als het college onvoldoende reden ziet om subsidie te verlenen;
als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een wettelijk voorschrift;
in het geval en onder de voorwaarden als bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob);
als de subsidieverstrekking niet is toegestaan totdat de Europese Commissie met toepassing van artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie verenigbaar is met de interne markt;
in bij nadere regels nader te bepalen gevallen.
5. Onder discriminatie bedoeld in het derde lid, wordt voor de toepassing van deze bepaling niet begrepen het onderscheid ter opheffing van maatschappelijke achterstand of om participatie van doelgroepen te bevorderen.
Nadere regels subsidieverstrekking gemeente Breda 2017 (Nadere regels)
Artikel 2:11 van de Nadere regels
Onder de bouwgroep wordt verstaan een open overlegplatform bestaande uit deelnemers van het proces “ [naam proces] ”.
Een ieder kan deelnemen aan de bouwgroep met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens deze paragraaf.
Het college kan met betrekking tot de bouwgroep spelregels vaststellen. Deze spelregels kunnen in ieder geval betrekking hebben op de wijze van toegang tot de bouwgroep, de wijze van functioneren van de thematafel en de informatieverstrekking aan en door de deelnemers aan de bouwgroep. Deelnemers aan de bouwgroep zijn gehouden aan de voor deze groep in voorkomend geval vastgestelde spelregels.
Artikel 2:12 van de Nadere regels
Onder een initiatief wordt in deze paragraaf verstaan: een activiteit of een project dat als doel heeft dat mensen eerder terecht kunnen bij algemene voorzieningen, waardoor zij niet bij maatwerkvoorzieningen terecht hoeven.
De investering van het initiatief moet leiden tot het versterken van de zelfredzaamheid van burgers waarbij mensen zo lang mogelijk in hun eigen leefomgeving kunnen blijven wonen en daarbij een verminderde behoefte aan maatwerkvoorzieningen hebben.
De investering van het initiatief moet eraan bijdragen dat een beroep op duurdere maatwerkvoorzieningen afneemt (beweging naar de voorkant).
Het college stelt met betrekking tot de ontwikkelagenda spelregels vast. Deze spelregels hebben in ieder geval betrekking op de procedure die gevolgd moet worden om voor subsidie in aanmerking te komen.
Een ieder met een beoogd initiatief kan een aanvraag indienen conform de procedure zoals opgenomen in de spelregels Ontwikkelagenda [naam proces] .
Artikel 2:13 van de Nadere regels
1. Het college kan subsidie verstrekken voor het uitvoeren van een initiatief voor zover dat:
het initiatief past binnen de uitgangspunten van [naam proces] ;
er sprake is van ontwikkeling en effectieve oplossingen die bijdrage aan het doel zoals omschreven in het beleidskader “ [naam proces] ”. Het initiatief geeft hiervoor een heldere omschrijving;
aannemelijk is onderbouwd wat de werkzame bestanddelen zijn van het initiatief die ervoor zorgen dat er een bijdrage geleverd wordt aan het gestelde doel;
het initiatief gericht is op innovatie die al in gang is gezet, waarbij er een extra impuls nodig is voor voortgang. Hiermee wordt bedoeld dat innovatie in eerste instantie als eigen verantwoordelijkheid in de eigen organisatie wordt ingebed. Organisaties moeten uit zichzelf beter willen worden. Dit is een integraal onderdeel van de organisatie. Pas als hiervoor extra geld nodig is, moet het er zijn en kan er een beroep gedaan worden op het budget dat bestemd is voor de ontwikkelagenda;
het initiatief gericht is op concrete en realistische resultaten;
de resultaten in een realistische verhouding staan tot de gemeentelijke bijdrage;
de resultaten verankerd zijn of worden;
et initiatief in samenwerking met diverse partijen tot stand is gekomen. Bij voorkeur vormgegeven met de burgers die het betreft;
het initiatief voorziet in hoe de resultaten gemonitord gaan worden;
aannemelijk onderbouwd is wat financieel nodig is om uitvoering te kunnen geven aan het initiatief, gebaseerd op reële kosten; tevens geeft de initiatiefnemer aan waarom subsidie nodig is en waarom het niet met reguliere middelen (eventueel via ombuiging) gefinancierd kan worden;
aannemelijk is onderbouwd dat het initiatief uitvoerbaar is;
aannemelijk is onderbouwd dat het initiatief duurzaam is;
in het initiatief is aangegeven wat de indieners zelf bijdragen aan het initiatief;
indieners in het initiatief zelf hebben aangegeven waarom het innovatief is;
indieners in hun initiatief hebben aangegeven hoe het duurzaam binnen de eigen processen in de toekomst ingebed kan worden (zonder extra financiering, het gaat om een eenmalig impuls);
het delen van kennis en storytelling onderdeel is van het verankeren van de resultaten. Het van elkaar leren en zo vakmanschap verder ontwikkelen is daarbij uitgangspunt.
2. Een subsidie kan voor maximaal twee jaar (2017 en 2018) worden verstrekt.
Artikel 2:14 van de Nadere regels
Aanvragen voor subsidies voor initiatieven op grond van de ontwikkelagenda kunnen het gehele jaar door worden ingediend.
Een aanvraag moet worden ingediend met gebruikmaking van het daartoe op voordracht van de Bouwgroep door het college vastgestelde formulier en dient, onverminderd het bepaalde in de ASV, vergezeld te gaan van een advies van de bouwgroep.
Het door het college vastgestelde formulier zoals genoemd in lid 2 is in lijn met het format dat door de thematafels gebruikt wordt voor de aanvraag van subsidies aangevuld met de criteria zoals opgenomen onder artikel 2:13.
Onder advies van de bouwgroep als bedoeld in het tweede lid wordt verstaan:
een schriftelijk stuk waaruit gemotiveerd blijkt of en in hoeverre naar het oordeel van de bouwgroep het initiatief voldoet aan de criteria zoals gesteld onder artikel 2:13;
een verslag van het overleg met de bouwgroep waarin het initiatief besproken is, inclusief de uitkomst van de bespreking op basis van consent;
het oordeel van de bouwgroep op basis van de uitkomst zoals gesteld onder lid a en
e bouwgroep adviseert op basis van consent.
5. Het college beslist uiterlijk binnen zes weken na ontvangst van de volledige aanvraag.