ECLI:NL:RBZWB:2021:819
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de beëindiging van de Ziektewet-uitkering van een huishoudelijk medewerker na eerstejaars ZW-beoordeling
Op 25 februari 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiseres, werkzaam als huishoudelijk medewerker in de thuiszorg, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 4 september 2019, waarin haar aanspraak op een Ziektewet (ZW) uitkering werd afgewezen. Eiseres was eerder in 2015 al beoordeeld en had toen te horen gekregen dat zij in staat was om meer dan 65% van haar loon te verdienen, wat leidde tot de beëindiging van haar ZW-uitkering. Na een nieuwe ziekmelding in 2018 ontving zij opnieuw een ZW-uitkering, maar het UWV oordeelde in 2019 opnieuw dat zij arbeidsgeschikt was, wat resulteerde in de beëindiging van haar uitkering per 3 juni 2019. Eiseres maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het UWV verklaarde dit ongegrond.
Tijdens de zitting op 28 januari 2021 was eiseres niet aanwezig, maar het UWV werd vertegenwoordigd door A.G. Lavrijsen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beoordeling door de verzekeringsartsen van het UWV zorgvuldig is uitgevoerd en dat de door hen geduide functies, waaronder productiemedewerker en machinebediende, passend zijn voor eiseres, ondanks haar gezondheidsklachten zoals COPD en diabetes. De rechtbank concludeert dat het UWV op goede gronden de ZW-uitkering van eiseres heeft beëindigd en verklaart het beroep ongegrond. Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.