In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het besluit van de Sociale Verzekeringsbank (Svb) van 13 maart 2020, waarin haar uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (Anw) werd beëindigd. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 10 februari 2021, waarbij eiseres en haar gemachtigde, mr. L.L. Ross, aanwezig waren, evenals mr. A. Marijnissen namens de Svb. De rechtbank heeft de feiten en het procesverloop in detail onderzocht, waarbij eiseres aanvoerde dat haar arbeidsongeschiktheid niet correct was vastgesteld door de Svb. Eiseres heeft diverse medische klachten, waaronder schouder- en knieklachten, en stelt dat deze onvoldoende zijn meegenomen in de beoordeling van haar arbeidsongeschiktheid.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de Svb zich baseerde op een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling van het UWV, waarbij de verzekeringsarts b&b de medische gegevens van eiseres heeft bestudeerd. De rechtbank oordeelt dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en dat de verzekeringsarts b&b de beperkingen van eiseres correct heeft vastgesteld. Eiseres heeft geen nieuwe arbeidskundige gronden aangevoerd, en de rechtbank concludeert dat de functies die door de arbeidsdeskundige b&b zijn aangedragen, medisch geschikt zijn voor eiseres. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de beëindiging van de Anw-uitkering per 1 maart 2020, met inachtneming van de voorgeschreven uitlooptermijn.
De uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten op 25 februari 2021, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Eiseres kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.