ECLI:NL:RBZWB:2021:81

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 januari 2021
Publicatiedatum
8 januari 2021
Zaaknummer
AWB- 20_9566 VV en 20_9567 hersteluitspraak
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hersteluitspraak van de voorzieningenrechter inzake rechtsmiddel in bestuursrechtelijke procedure

Op 7 januari 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een hersteluitspraak gedaan in de zaken met de nummers 20/9566 PW VV en 20/9567 PW. Deze hersteluitspraak volgde op een eerdere uitspraak van 23 december 2020, waarin een kennelijke misslag was vastgesteld. De voorzieningenrechter constateerde dat in de eerdere uitspraak ten onrechte was vermeld dat er geen rechtsmiddel openstond tegen die uitspraak. Dit was een fout die eenvoudig hersteld kon worden.

In de hersteluitspraak werd het rechtsmiddel hersteld, waarbij werd aangegeven dat tegen de uitspraak van 23 december 2020 binnen zes weken na verzending hoger beroep kon worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Tevens werd vermeld dat, indien hoger beroep werd ingesteld, er een verzoek kon worden gedaan aan de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter liet de eerdere uitspraak voor het overige ongewijzigd.

De uitspraak is gedaan door mr. M.Z.B. Sterk, in aanwezigheid van mr. H.D. Sebel, griffier, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. De partijen zijn op de hoogte gesteld van deze uitspraak, waarbij werd benadrukt dat tegen deze hersteluitspraak geen rechtsmiddel openstaat en dat de termijn voor hoger beroep tegen de oorspronkelijke uitspraak niet wordt gewijzigd.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/9566 PW VV en 20/9567 PW
hersteluitspraak van 7 januari 2021 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam] , te [woonplaats] ,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, verweerder.

Procesverloop

Op 23 december 2020 heeft de voorzieningenrechter uitspraak gedaan in bovengenoemde zaak.

Overwegingen

De voorzieningenrechter stelt vast dat die uitspraak een kennelijke misslag bevat die zich voor eenvoudig herstel leent.
Gebleken is dat onder ‘Rechtsmiddel’ ten onrechte is vermeld dat tegen de uitspraak geen rechtsmiddel openstaat.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- herstelt het rechtsmiddel van voornoemde uitspraak van 23 december 2020 aldus:
Tegen deze uitspraak kan voor zover daarbij is beslist op het beroep binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.
- laat voornoemde uitspraak voor het overige ongewijzigd.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.Z.B. Sterk, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van
mr. H.D. Sebel, griffier, op 7 januari 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open. Voorts brengt deze uitspraak geen wijziging in de termijn voor hoger beroep tegen de oorspronkelijke uitspraak.