ECLI:NL:RBZWB:2021:806

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 februari 2021
Publicatiedatum
25 februari 2021
Zaaknummer
AWB- 19_5562
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen blokkering bijstandsuitkering

Op 25 februari 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres en het dagelijks bestuur van Werkplein Hart van West-Brabant. Eiseres had beroep ingesteld tegen de blokkering van haar bijstandsuitkering, die door Werkplein was opgelegd met ingang van 1 juli 2019. Dit besluit volgde op een signaal van het Inlichtingenbureau over een hoog banksaldo van eiseres. Werkplein had eiseres verzocht om aanvullende bankafschriften, maar na het niet tijdig aanleveren van de gevraagde informatie werd haar uitkering geblokkeerd. Eiseres stelde dat Werkplein niet had mogen besluiten tot blokkering, omdat zij tijdig de gevraagde informatie had verstrekt en dat de blokkering onredelijk lang had geduurd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat Werkplein op 4 oktober 2019 het recht op bijstand van eiseres heeft ingetrokken, wat betekent dat de blokkering van de uitkering in de periode van 1 juli 2019 tot 4 oktober 2019 geen procesbelang meer heeft. Eiseres heeft in een brief aan de rechtbank aangegeven dat zij nog steeds belang heeft bij de beoordeling van de blokkering, maar de rechtbank oordeelde dat de intrekking van de bijstandsuitkering de zaak irrelevant maakte. De rechtbank heeft daarom het beroep van eiseres niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen feitelijke betekenis meer was aan de beoordeling van het bestreden besluit.

De uitspraak is gedaan door rechter I.M. Josten en griffier A.J.J. Sterks, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Eiseres kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/5562 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 februari 2021 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,

gemachtigde: mr. R. Küçükünal,
en
Het dagelijks bestuur van Werkplein Hart van West-Brabant (Werkplein),verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 19 augustus 2019 (primair besluit) heeft Werkplein het recht op uitkering van eiseres met ingang van 1 juli 2019 geblokkeerd.
In het besluit van 3 oktober 2019 (bestreden besluit) heeft Werkplein het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Werkplein heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 28 januari 2021. Hierbij waren aanwezig eiseres, haar gemachtigde, haar broer [naam broer eiseres] en tolk [naam tolk] . Namens Werkplein waren aanwezig [naam vertegenwoordiger verweerder 1] en mr. C.A. den Ottelander.

Feiten en omstandigheden

1. Eiseres ontving met ingang van 7 september 2013 een bijstandsuitkering naar de norm van een alleenstaande, laatstelijk op grond van de Participatiewet. Op 9 juli 2019 heeft Werkplein van het Inlichtingenbureau een signaal ontvangen dat het saldo van de bankrekening van eiseres op 31 december 2018 € 32.746 bedroeg. Werkplein heeft eiseres naar aanleiding van deze constatering gevraagd de bij deze bankrekening horende afschriften over heel 2017 te verstrekken. Eiseres heeft die afschriften overgelegd.
Vervolgens heeft Werkplein eiseres verzocht om ook de afschriften over het jaar 2018 te verstrekken. Eiseres heeft daarop de bankafschriften over de periode van 1 januari 2018 tot en met 23 december 2018 overgelegd. De laatste pagina ontbrak echter en de herkomst van het bedrag op de rekening van eiseres volgde niet uit de overige pagina’s.
Werkplein heeft eiseres daarom bij brief van 8 augustus 2019 gevraagd ook het bankafschrift over de periode van 23 december 2018 tot en met 31 december 2018 te verstrekken. Eiseres heeft het afschrift overgelegd. Daaruit volgt dat op 27 december 2018 een bedrag van € 31.976 op haar rekening is bijgeschreven met de omschrijving ‘Uitbetaling claim safeloket’. Dit bedrag vormt blijkens de door eiseres daarbij overgelegde brief van de Rabobank van 29 november 2018 de uitbetaling op het verzoek om schadevergoeding dat eiseres na de inbraak in het door haar gehuurde safeloket in de Rabobankvestiging in Oudenbosch bij de Rabobank heeft ingediend.
Bij het primaire besluit heeft Werkplein aanvullende informatie opgevraagd bij eiseres, met het verzoek deze gegevens voor 3 september 2019 over te leggen. Werkplein heeft de uitkering in afwachting van deze gegevens met ingang van 1 juli 2019 geblokkeerd, omdat het recht op bijstand bij gebrek aan de informatie niet te bepalen is. Eiseres heeft hier bezwaar tegen gemaakt.
Bij het bestreden besluit heeft Werkplein het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.

Beroepsgronden

2. Eiseres stelt, kort samengevat, dat Werkplein niet heeft kunnen besluiten tot het blokkeren van haar uitkering. Werkplein had het recht op uitkering kunnen opschorten, nadat eiseres in verzuim was. Eiseres was echter niet in verzuim, want zij heeft steeds tijdig de verzochte gegevens en documenten verstrekt. Volgens eiseres heeft de blokkering bovendien onredelijk lang geduurd.

Overwegingen

3. Gebleken is dat Werkplein het recht op bijstand bij besluit van 4 oktober 2019 met ingang van 1 juli 2019 heeft ingetrokken. Daarom dient ambtshalve beoordeeld te worden of eiseres nog procesbelang heeft bij haar beroep tegen de blokkering.
3.1
Bij brief van 12 mei 2020 heeft de rechtbank eiseres verzocht om toe te lichten in hoeverre zij een belang heeft bij de inhoudelijke beoordeling van het beroep tegen de blokkering van haar uitkering. Daarop heeft zij bij brief van 15 mei 2020 gesteld dat beoordeeld moet worden in hoeverre de blokkering van de uitkering terecht was. Wat de uitkomst van de procedure tegen de intrekking gaat zijn, staat immers nog niet vast. Eiseres stelt daarom procesbelang te hebben.
3.2
De rechtbank stelt vast dat de bijstandsuitkering van eiseres van 1 juli 2019 tot en met 4 oktober 2019 geblokkeerd was. Die periode valt geheel binnen de te beoordelen periode van de intrekking van de uitkering. Het beroep tegen de intrekking is bekend onder zaaknummer BRE 20/7531 PW. Gelet op de uitspraak van deze rechtbank van heden in die zaak, houdt de intrekking van de bijstandsuitkering stand. Met die intrekking is komen vast te staan dat er (ook) in de periode van 1 juli 2019 tot en met 4 oktober 2019 geen recht op bijstand bestond. Een beoordeling van het bestreden besluit in de onderhavige procedure heeft daardoor naar het oordeel van de rechtbank voor eiseres geen feitelijke betekenis meer, in die zin dat beoordeling niet meer kan leiden tot nabetaling van bijstand over de geblokkeerde periode. De rechtbank stelt dan ook vast dat het procesbelang ontbreekt (zie ook de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 22 december 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:3343). Het beroep tegen het bestreden besluit zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.

Conclusie

4. Het beroep is niet-ontvankelijk.
5. Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.J. Sterks, griffier op 25 februari 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.