In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het besluit van het UWV van 5 augustus 2019, waarbij zijn Ziektewet-uitkering werd beëindigd per 29 april 2019. Eiser, die als automonteur/APK-keurmeester werkte, was sinds 9 maart 2016 arbeidsongeschikt door rugklachten. Het UWV had eerder een WIA-uitkering geweigerd, omdat eiser op dat moment minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de beëindiging van zijn ZW-uitkering, maar het UWV verklaarde dit bezwaar ongegrond.
De rechtbank heeft het onderzoek heropend en een onafhankelijke deskundige, verzekeringsarts [naam verzekeringsarts 1], ingeschakeld om de belastbaarheid van eiser te beoordelen. Deze deskundige concludeerde dat eiser in staat was om fulltime te werken en dat de geduide functies niet boven zijn belastbaarheid uitgingen. Eiser voerde aan dat er onvoldoende rekening was gehouden met zijn psychische klachten en dat de deskundige te kort had onderzocht. De rechtbank oordeelde echter dat de deskundige zijn conclusies voldoende had gemotiveerd en dat er geen medische onderbouwing was voor de stellingen van eiser.
De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat het UWV op goede gronden heeft besloten de ZW-uitkering van eiser per 29 april 2019 te beëindigen. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling of schadevergoeding opgelegd. De uitspraak werd gedaan door rechter G.M.J. Kok op 23 februari 2021.