ECLI:NL:RBZWB:2021:746

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 februari 2021
Publicatiedatum
24 februari 2021
Zaaknummer
AWB- 21_501 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een zorgwoning in de gemeente Borsele

Op 24 februari 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekers bezwaar maakten tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Borsele, dat op 25 november 2020 een omgevingsvergunning had verleend voor het bouwen van een zorgwoning. Verzoekers stelden dat de overschrijding van de termijn voor het indienen van hun bezwaarschrift verschoonbaar was, omdat het college de verkeerde procedure had gevolgd. Ze voerden aan dat de bouw in strijd was met het bestemmingsplan en dat er een afwijking van het bestemmingsplan had moeten worden aangevraagd. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoekers hun bezwaarschrift te laat hadden ingediend en dat deze termijnoverschrijding niet verschoonbaar was. De voorzieningenrechter benadrukte dat het college de aanvraag correct had gepubliceerd en dat verzoekers niet aannemelijk hadden gemaakt dat zij tijdig een zienswijze zouden hebben ingediend als de juiste procedure was gevolgd. De voorzieningenrechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat het bestreden besluit onherroepelijk was geworden en verzoekers de mogelijkheid hadden om een handhavingsverzoek in te dienen als zij meenden dat er in strijd met de omgevingsvergunning werd gehandeld. De uitspraak werd gedaan door mr. drs. E.J. Govaers, in aanwezigheid van griffier mr. N. van Asten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/501 VV

uitspraak van 24 februari 2021 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

1. [naam verzoeker 1],
2.
[naam verzoeker 2],

3. [naam verzoekers 3],

4. [naam verzoeker 4],

5. [naam verzoeker 5],

6. [naam verzoeker 6],
allen te [woonplaats verzoekers], verzoekers
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Borsele, verweerder.

Als derde partij heeft aan het geding deelgenomen:
[naam vergunninghouder],te [vestigingsplaats vergunninghouder].

Procesverloop

Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen het besluit van verweerder van 25 november 2020 (bestreden besluit) over de omgevingsvergunning voor het bouwen van een zorgwoning op het perceel [adres perceel] te [plaats perceel].
Zij hebben daarnaast de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Middelburg op 10 februari 2021. [namen verzoekers 1, 3 en 6] waren daarbij aanwezig. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door de ambtenaren Buijze en Dekker. Namens de derde partij was [naam betrokkene] aanwezig.

Overwegingen

1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de voorzieningenrechter uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 7 oktober 2020 heeft derde partij verzocht om een omgevingsvergunning voor het bouwen van een zorgwoning op het perceel [adres perceel] te [plaats perceel].
Bij het bestreden besluit heeft verweerder de gevraagde vergunning verleend. Daarbij is aangegeven dat de reguliere procedure is doorlopen.
De verlening van de bestreden omgevingsvergunning is gepubliceerd op 30 november 2020. Aangegeven is dat het besluit en bijbehorende stukken gedurende 6 weken ter inzage liggen bij de gemeente Borsele en dat belanghebbenden gedurende 6 weken na de dag waarop de vergunning aan de aanvrager is bekendgemaakt (verzonden), bezwaar kunnen maken tegen de verleende vergunning.
Verzoekers hebben op 15 januari 2021 bezwaar gemaakt tegen het bestreden besluit. Op 30 januari 2021 hebben zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
2. Verzoekers hebben aangevoerd dat de overschrijding van de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift verschoonbaar is, omdat het college de verkeerde procedure heeft gevolgd. Volgens verzoekers is de bouw van een zorgwoning in strijd met de ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan “[naam bestemmingsplan]” op het perceel rustende bestemming “Wonen”. Om het bouwplan te kunnen vergunnen had moeten worden afgeweken van het bestemmingsplan, in die zin dat de uniforme openbare voorbereidingsprocedure had moeten worden gevolgd. Dit is naar de mening van verzoekers geen schending van een vormvoorschrift dat met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in stand gelaten kan worden, omdat zij daardoor zijn benadeeld. [1] Verzoekers hebben de voorzieningenrechter verzocht het bestreden besluit te schorsen.
3. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat bij het nemen van een beslissing op een verzoek om voorlopige voorziening een voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit een belangrijke rol speelt. Verder dient deze beslissing het resultaat te zijn van een belangenafweging, waarbij moet worden bezien of uitvoering van het bestreden besluit voor verzoekers een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering van dat besluit te dienen belang.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemprocedure niet.
4. Op grond van artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
5. Tussen partijen is niet in geschil dat verzoekers hun bezwaarschrift te laat hebben ingediend. Ter zitting is duidelijk geworden dat het college het bestreden besluit op 25 november 2020 heeft verzonden aan de aanvrager. Dat betekent dat het bestreden besluit op die dag bekend is gemaakt, de bezwarentermijn de dag erna is beginnen te lopen en dat de bezwaartermijn liep tot en met uiterlijk 6 januari 2021. Het college heeft de bezwaarschriften van verzoekers op 15 januari 2021 ontvangen.
6. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoekers redelijkerwijs kan worden verweten dat zij buiten de zeswekentermijn bezwaar hebben gemaakt. Het college heeft de aanvraag om de omgevingsvergunning op een juiste wijze gepubliceerd in het Gemeenteblad op 12 oktober 2020 en heeft het verlenen van de omgevingsvergunning op een juiste wijze gepubliceerd in het Gemeenteblad op 30 november 2020. Gelet op deze twee relevante momenten had het voor verzoekers duidelijk kunnen zijn dat er een aanvraag in behandeling was en dat na vergunningverlening de bezwaartermijn liep tot en met uiterlijk 6 januari 2021. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is niet relevant of de juiste voorbereidingsprocedure is gevolgd. Ook bij het volgen van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure hadden verzoekers slechts zes weken de tijd om een zienswijze in te dienen. [2] Verzoekers hebben op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt dat zij in dat geval wel tijdig een zienswijze zouden hebben ingediend. Ter zitting hebben verzoekers aangegeven dat zij dan wel op de hoogte zouden zijn geraakt van de publicatie van het ontwerpbesluit, omdat het college omwonenden dan actief zou hebben benaderd. De voorzieningenrechter acht dit niet aannemelijk, omdat de Awb een dergelijke verplichting niet oplegt aan het college en omdat het college ter zitting heeft aangegeven dat dit geen gebruikelijke wijze van bekendmaking van ontwerpbesluiten is binnen de gemeente Borsele.
7. Gelet op het voorgaande hebben verzoekers hun bezwaar niet binnen de bezwaartermijn ingediend en is die termijnoverschrijding niet verschoonbaar. Dat betekent dat het college de bezwaren naar alle waarschijnlijkheid niet-ontvankelijk zal verklaren.
De voorzieningenrechter ziet daarom geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. Ter zitting is duidelijk geworden dat geen andere personen dan verzoekers een bezwaarschrift hebben ingediend tegen het bestreden besluit, waardoor het bestreden besluit onherroepelijk en dus in rechte onaantastbaar is geworden. De voorzieningenrechter voegt daar aan toe dat het verzoekers vrij staat om een handhavingsverzoek in te dienen bij het college wanneer zij bijvoorbeeld van mening mochten zijn dat er in strijd met de omgevingsvergunning wordt gehandeld.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. N. van Asten, griffier, op 24 februari 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zij hebben daarbij gewezen op de uitspraak van de AbRS van 13 januari 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BY8568.
2.Artikel 3:16, eerste en tweede lid, van de Awb.