ECLI:NL:RBZWB:2021:7086

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 september 2021
Publicatiedatum
10 januari 2023
Zaaknummer
9009374_E29092021
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Ebben
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot doorhaling van procedure en afwijzing van proceskostenveroordeling

In deze civiele procedure heeft Basic Fit Nederland B.V. een verzoek ingediend tot doorhaling van de procedure, waarin aanvankelijk betaling van € 152,84 was gevorderd. Op 12 januari 2021 werd de dagvaarding uitgebracht, maar Basic Fit heeft later aangegeven de vordering niet langer te handhaven en verzocht om doorhaling. De gedaagde heeft zich niet verzet tegen dit verzoek, maar heeft wel een integrale proceskostenveroordeling gevorderd van € 1.147,08, stellende dat er sprake was van misbruik van procesrecht. De kantonrechter heeft geoordeeld dat er geen buitengewone omstandigheden zijn die een toewijzing van de proceskostenveroordeling rechtvaardigen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen inhoudelijke beoordeling heeft plaatsgevonden, aangezien de procedure door de doorhaling is beëindigd. De gedaagde was op de hoogte van de vordering en heeft zich daartegen verweerd, waardoor de kantonrechter oordeelt dat de gevorderde werkelijke proceskosten niet toewijsbaar zijn. De proceskosten worden vastgesteld op € 55,50, overeenkomstig het gebruikelijke liquidatietarief. Het vonnis is uitgesproken op 29 september 2021.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster I Civiele kantonzaken
Tilburg
zaak/rolnr.: 9009374 \ CV EXPL 21-494
vonnis d.d. 29 september 2021
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Basic Fit Nederland B.V.,
gevestigd te Hoofddorp,
eiseres,
hierna te noemen: “Basic Fit”,
gemachtigde: Landelijke Associatie Van Gerechtsdeurwaarders B.V., gevestigd te Groningen,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonadres] ,
gedaagde,
hierna te noemen: “ [gedaagde] ”,
gemachtigde: [gemachtigde] , werkzaam ten kantore van [naam advocatenkantoor] te [plaats] .

1.Het verloop van het geding

De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
de dagvaarding van 12 januari 2021 met producties;
de conclusie van antwoord met producties;
de akte royement;
e akte uitlating royement met productie.

2.Het geschil en de beoordeling

2.1.
In deze procedure, waarin Basic Fit aanvankelijk betaling had gevorderd van een bedrag van € 152,84, te vermeerderen met rente en kosten, heeft Basic Fit bij akte aangegeven dat zij de wens heeft om de vordering niet langer te handhaven en dat zij daarom om doorhaling van de procedure verzoekt.
2.2.
[gedaagde] heeft zich in de akte uitlating niet tegen de verzochte doorhaling verzet, maar wel verzocht om een integrale proceskostenveroordeling, bestaande uit een bedrag van
€ 1.147,08 inclusief btw aan (advocaat)kosten. Hierbij stelt [gedaagde] zich op het standpunt dat sprake is van misbruik van procesrecht. Het betreft een zeer summiere dagvaarding waarbij de verkeerde partij is gedagvaard en de waarheidsplicht van artikel 21 Rv is geschonden. Daarnaast is volgens [gedaagde] de substantiëringsplicht van artikel 111 lid 3 Rv geschonden, doordat het verweer van [gedaagde] niet in de dagvaarding staat vermeld.
2.3.
Geoordeeld wordt als volgt. Basic Fit heeft een verzoek tot doorhaling gedaan. Krachtens artikel 246 Rv wordt een zaak op de rol slechts doorgehaald op verlangen van partijen. Aangezien [gedaagde] tegen het doorhalingsverzoek geen verweer heeft gevoerd, zal dit verzoek worden toegewezen. De kantonrechter zal in het dictum van dit vonnis verstaan dat Basic Fit haar vordering niet langer handhaaft.
2.4.
Ten aanzien van de proceskosten stelt de kantonrechter voorop dat voor toewijzing van de door [gedaagde] gevorderde veroordeling in de werkelijke proceskosten slechts plaats is in geval van ‘buitengewone omstandigheden’. Daarbij moet worden gedacht aan gevallen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. Op grond van vaste jurisprudentie is hiervan pas sprake als het instellen van de vordering, gelet op de evidente ongegrondheid daarvan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Hiervan kan pas sprake zijn als de eiser zijn vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. Bij het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het aanspannen van een procedure past terughoudendheid, gelet op het recht op toegang tot de rechter dat mede gewaarborgd wordt door artikel 6 EVRM (Hoge Raad 15 september 2017, ECLI:NL:HR:2017:2360 en Hoge Raad 6 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV7828).
2.5.
De kantonrechter oordeelt dat van buitengewone omstandigheden zoals hiervoor bedoeld, mede gelet op de in acht te nemen terughoudendheid, onvoldoende is gebleken. Niet is gebleken dat artikel 21 Rv is geschonden, aangezien er als gevolg van doorhaling van de procedure geen inhoudelijke beoordeling in deze zaak heeft plaatsgevonden. Of de voor de beslissing van belang zijnde feiten niet naar volledigheid en naar waarheid zijn aangevoerd, zoals [gedaagde] betoogt, kan dus niet worden aangenomen. De kantonrechter gaat in dat kader ook voorbij aan het verweer van [gedaagde] dat Basic Fit met een summiere dagvaarding de verkeerde partij heeft gedagvaard. Daarover staat immers niets vast, nog daargelaten dat deze omstandigheden niet te kwalificeren zijn als buitengewone omstandigheden zoals hiervoor bedoeld. Het feit dat Basic Fit niet heeft voldaan aan de substantiëringsplicht van artikel 111 Rv leidt evenmin tot toewijzing van een integrale proceskostenveroordeling. Er is namelijk niet gebleken dat [gedaagde] hierdoor in zijn mogelijkheden om tegen de vordering verweer te voeren op onredelijke wijze is benadeeld. Uit de stukken blijkt dat [gedaagde] op de hoogte was van de inhoud van de vordering en zich daartegen ook inhoudelijk heeft verweerd. Gelet op het voorgaande acht de kantonrechter de gevorderde werkelijke proceskosten dan ook niet toewijsbaar. De proceskosten zullen daarom overeenkomstig het gebruikelijke liquidatietarief worden berekend. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op een bedrag van € 55,50 (1,5 punt à € 37,00) aan salaris voor de gemachtigde van [gedaagde] .

3. De beslissing

De kantonrechter:
verstaat dat Basic Fit haar vordering op [gedaagde] niet langer handhaaft;
veroordeelt Basic Fit in de kosten van dit geding, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 55,50 als salaris voor de gemachtigde van [gedaagde] ;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Ebben, en in het openbaar uitgesproken op 29 september 2021.