ECLI:NL:RBZWB:2021:6702

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 december 2021
Publicatiedatum
30 december 2021
Zaaknummer
BRE 21/5275
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening cameratoezicht in de gemeente Tholen

In deze zaak hebben verzoekers bezwaar gemaakt tegen het besluit van de burgemeester van de gemeente Tholen, dat cameratoezicht instelt op een woonwagenkamp. De verzoekers, huurders van standplaatsen op het kamp, hebben de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek behandeld op 20 december 2021 en op 24 december 2021 uitspraak gedaan. De burgemeester had op 24 november 2021 besloten om cameratoezicht in te stellen vanwege een verslechterde veiligheidssituatie op het woonwagenkamp, waar meerdere incidenten en meldingen van overlast waren geweest. De verzoekers voerden aan dat het cameratoezicht hun privacy schendt en dat het besluit onrechtmatig is, omdat het niet voldoet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester voldoende aannemelijk had gemaakt dat het cameratoezicht noodzakelijk was voor de handhaving van de openbare orde. De voorzieningenrechter weegt de belangen van de handhaving van de openbare orde tegen de privacy van de verzoekers en concludeert dat het belang van de openbare orde in dit geval zwaarder weegt. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen, en de voorzieningenrechter adviseert de burgemeester om bij de beslissing op bezwaar extra aandacht te besteden aan de privacy van de verzoekers.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/5275 WET VV

uitspraak van 24 december 2021 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam verzoeker 1] en [naam verzoeker 2] , te [woonplaats] , verzoekers,

gemachtigde: mr. J.S.W. van Vossen,
en

de burgemeester van de gemeente Tholen, verweerder.

gemachtigde: mr. F.A. Pommer.

Procesverloop

Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen het besluit van 24 november 2021 (bestreden besluit) van de burgemeester over het instellen van cameratoezicht op [adres] . Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het verzoek is behandeld ter zitting in Breda op 20 december 2021. Daarbij was [naam verzoeker 2] aanwezig met de gemachtigde van verzoekers. Namens de burgemeester waren aanwezig diens gemachtigde, en [naam 1] en [naam 2] .

Overwegingen

1.
Feiten en omstandigheden
Verzoekers zijn huurders van standplaatsen op de woonwagenlocatie [adres] . Verzoeker [naam verzoeker 1] huurt nummer [X] en verzoekster [naam verzoeker 2] huurt nummer [Y] .
In een bestuurlijke rapportage van 22 september 2021 heeft de Politie Zeeland-West-Brabant aan de burgemeester, samengevat, de volgende informatie verstrekt.
Het woonwagenkamp op de locatie [adres] bestaat uit een vijftal woonwagens. De onderlinge verhoudingen tussen de bewoners zijn ernstig verstoord en hebben geleid tot een tweedeling tussen de bewoners. Sinds 1 januari 2020 is deze verstoring mede te zien in de hoeveelheid meldingen en incidenten op het woonwagenkamp. In 2020 was te zien dat er in vergelijking met het voorliggende jaar 2019 minder incidenten/meldingen waren. Ook was de zwaarte en aard van incidenten minder dan in 2019. Gelet op het feit dat meerdere meldingen in het jaar 2019 direct invloed hadden op de leefbaarheid is op dat moment middels strafrechtelijke interventies en/of bestuurlijk ingrijpen actie ondernomen op de op dat moment spelende problematiek. De strafrechtelijke interventies hebben niet direct geleid tot significante afname van de meldingen van overlast. Dit maakt dat de gevoelens van onveiligheid bij de bewoners niet is afgenomen.
Op 13 september 2021 heeft [naam verzoeker 1] een gedeelte van een woonwagen geplaatst op een open vak op het woonwagenkamp. Deze plaatsing is vergunningplichtig. Door de gemeenteambtenaar is tijdens het plaatsen van de woonwagen een bouwstop aangezegd. Hieraan is geen gevolg gegeven en de ambtenaar werd door [naam verzoeker 1] bedreigd. Van deze bedreiging is aangifte gedaan en is dossier opgemaakt, dat ter beschikking is gesteld aan het Openbaar Ministerie. Ook werd de ambtenaar de toegang tot het woonwagenkamp geweigerd. Aangezien meerdere meldingen een directe invloed hebben op de leefbaarheid en de openbare orde hebben aangetast, wordt er vanuit de politie geadviseerd om bestuursrechtelijke maatregelen te treffen. De bestuurlijke rapportage bevat ten slotte een opsomming van de meldingen en incidenten.
Bij het bestreden besluit heeft de burgemeester met toepassing van artikel 151c van de Gemeentewet (Gmw) het volgende aanwijzingsbesluit genomen:
“Aanwijzingsbesluit cameratoezicht [adres] 2021
Artikel 1
1. Het volgende gebied in de gemeente Tholen is aangewezen als gebied waar
cameratoezicht plaatsvindt als bedoeld in artikel 2:77 van de “Algemene plaatselijke
verordening gemeente Tholen”: dat deel van de [straatnaam 1] en van [straatnaam 2] ,
zoals aangeduid op de kaart, welke als bijlage is gevoegd bij dit aanwijzingsbesluit en welke
kaart onderdeel uitmaakt van dit aanwijzingsbesluit.
2. De uitvoering van het cameratoezicht is opgedragen aan de politie eenheid Zeeland-West
Brabant.
3. De politie eenheid Zeeland-West-Brabant bekijkt de beelden indien er incidenten zijn of
hebben plaatsgevonden, schade wordt geconstateerd, er klachten of meldingen worden
ingediend of indien er aangifte wordt gedaan.
4. De opgenomen camerabeelden worden ten hoogste achtentwintig (28) dagen bewaard. Als er een concreet vermoeden is dat de beelden noodzakelijk zijn voor de opsporing van een strafbaar feit of voor het treffen van een bestuursrechtelijke maatregel, dan mogen de
opgenomen camerabeelden worden bewaard tot het moment dat de beelden niet meer
bruikbaar zijn voor dat doel .
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de dag na bekendmaking van dit besluit en geldt gedurende negen (9) maanden vanaf de dag van bekendmaking. Als verlenging van de periode van cameratoezicht noodzakelijk is, kan de burgemeester opnieuw een aanwijzingsbesluit nemen.
Artikel 3
Dit besluit wordt aangehaald als: “Aanwijzingsbesluit cameratoezicht [adres] 2021”.”
Op 2 december 2021 zijn een tweetal camera’s geïnstalleerd aan een lantaarnpaal op het woonwagenkamp. Deze camera’s zijn in werking gesteld.
Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen het aanwijzingsbesluit en hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Op 17 december 2021 heeft de burgemeester een nieuw besluit genomen waarbij de kaart behorend bij het aanwijzingsbesluit is aangepast. Het bezwaar en het verzoek om voorlopige voorziening zijn met toepassing van artikel 6:19, eerste lid, en artikel 8:81, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) mede gericht tegen dit nieuwe besluit.
2.
Verzoeksgronden
Verzoekers hebben, samengevat, aangevoerd dat er een mediation traject loopt tussen alle huurders van de standplaatsen op het woonwagenkamp, de verhuurder en de gemeente Tholen. Desondanks werden zij onverwacht geconfronteerd met dit aanwijzingsbesluit.
De twee camera’s zijn in een lantaarnpaal opgehangen op een afstand van nog geen 5 meter van de woonwagen van mevrouw [naam verzoeker 2] . Als zij uit het raam van haar woonwagen kijkt, kijkt zij recht in de camera’s. Dit is een flagrante schending van haar privacy.
Verzoekers stellen dat cameratoezicht alleen is toegestaan in het kader van de handhaving van de openbare orde. Daarom volgt uit artikel 151c, derde lid, van de Gmw dat de beelden bij cameratoezicht altijd rechtstreeks worden bekeken. Hier is dat niet het geval. Kennelijk is het dus de bedoeling om achteraf (strafrechtelijk) op te treden. De periode waarin rechtstreeks beeld wordt bekeken, is niet opgenomen in het besluit. Het besluit is volgens verzoekers om die reden onrechtmatig. Verder stellen verzoekers dat niet is voldaan aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Ook om deze reden kan het besluit niet in stand blijven. Tenslotte mag op grond van artikel 151c van de Gmw alleen cameratoezicht plaatsvinden op een openbare plaats. Volgens verzoekers betreft het aangewezen gebied niet alleen openbare plaatsen, maar ook de door hen gehuurde standplaatsen en een aan hen in gebruik gegeven sloopterrein.
Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om te bepalen dat de camera’s per direct worden verwijderd en verwijderd worden gehouden, althans dat deze zo worden geplaatst dat zichtbaar en controleerbaar is dat geen inkijk op standplaatsen en in woonwagens mogelijk is, althans dat het aanwijzingsbesluit wordt geschorst tot zes weken na de beslissing op bezwaar.
3.
Het karakter van de procedure: een voorlopige voorziening
Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat bij het nemen van een beslissing op een verzoek om voorlopige voorziening een voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit een belangrijke rol speelt. Verder dient deze beslissing het resultaat te zijn van een belangenafweging, waarbij moet worden bezien of uitvoering van het bestreden besluit voor verzoeker een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering van dat besluit te dienen belang.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemprocedure niet.
4.
Spoedeisend belang
De burgemeester stelt zich op het standpunt dat verzoekers geen spoedeisend belang hebben bij hun verzoek om voorlopige voorziening, omdat zij feitelijk niet wonen op het woonwagenkamp. Zij staan hier slechts ingeschreven. [naam verzoeker 1] heeft geen woonwagen op nummer [X] en heeft ook (nog) geen vergunning om daar een woonwagen te plaatsen. Mevrouw [naam verzoeker 2] heeft wel een woonwagen op nummer [Y] , maar zij verblijft volgens de burgemeester meestentijds bij haar partner in Steenbergen.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoekers wel een voldoende spoedeisend belang hebben bij hun verzoek. Beide verzoekers zijn huurder van een standplaats op het woonwagenkamp en zijn dus rechthebbenden op de percelen. Verzoekster [naam verzoeker 2] heeft een woonwagen en staat daar ingeschreven in de BRP. Dat zij weleens elders verblijft, maakt naar het oordeel van de voorzieningenrechter nog niet dat zij daar niet woont. Verzoeker [naam verzoeker 1] heeft weliswaar (nog) geen woonwagen op zijn standplaats, maar is wel voornemens ter plaatse te gaan wonen en de voorzieningenrechter acht het niet onaannemelijk dat hij dat binnen het tijdsbestek van het aanwijzingsbesluit (9 maanden) zal gaan doen.
Omdat verzoekers spoedeisend belang hebben bij hun verzoek om voorlopige voorziening, komt de voorzieningenrechter toe aan een inhoudelijke beoordeling van hun verzoek.
5.
Wettelijk kader
De relevante wet- en regelgeving is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
6.
Bevoegdheid van de burgemeester
De burgemeester heeft zijn bevoegdheid om het aanwijzingsbesluit tot cameratoezicht te nemen, gebaseerd op artikel 151c van de Gmw en artikel 2:77 van de APV.
Verzoekers wijzen erop dat de burgemeester deze bevoegdheid alleen mag aanwenden, indien dat in het belang van de handhaving van de openbare orde noodzakelijk is. Volgens hen is dat hier niet het geval, maar is het doel van het cameratoezicht in dit geval kennelijk om achteraf strafrechtelijk te kunnen optreden. Indien handhaving van de openbare orde het doel zou zijn, zouden de beelden rechtstreeks worden bekeken. Uit de memorie van toelichting bij artikel 151c van de Gmw volgt dat geen camera’s mogen worden geplaatst of gebruikt met een ander doel dan de handhaving van de openbare orde, dus ook niet ten behoeve van de opsporing van strafbare feiten.
Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft de burgemeester voldoende aannemelijk gemaakt dat het besluit tot cameratoezicht is genomen in het kader van de handhaving van de openbare orde. Uit de bestuurlijke rapportage en de daarop gevolgde toelichting in het verweerschrift blijkt dat diverse openbare orde-incidenten/meldingen de reden zijn geweest voor het nemen van dit besluit. Deze incidenten/meldingen zijn door de politie - onder meer - als volgt gekwalificeerd: overlast stank/rook/stof, verdachte situatie, sociale wijkproblematiek, aantreffen explosief, eenvoudige mishandeling, bedreiging, brandstichting, MMA-melding, ruzie/twist, burenruzie, vernieling en diefstal. Directe aanleiding voor het nemen van het besluit is het incident geweest op 13 september 2021, waarbij een gemeenteambtenaar zou zijn bedreigd en waarvan aangifte is gedaan. Ook ten tijde van het plaatsen van de camera’s op 2 december 2021 heeft zich overigens volgens de burgemeester een incident voorgedaan. Gelet op het aantal en de aard van de incidenten/ meldingen heeft de burgemeester het in het belang van de handhaving van de openbare orde noodzakelijk geacht het bestreden besluit te nemen.
Het argument van verzoekers dat, als handhaving van de openbare orde het doel van het cameratoezicht zou zijn, de beelden rechtsreeks zouden worden bekeken en dat dat hier niet het geval is, treft geen doel. Dit argument berust op een onjuiste lezing van artikel 151c, derde lid, van de Gmw. Daarin staat niet dat de camerabeelden altijd rechtstreeks moeten worden bekeken, maar dat de burgemeester in overleg met de officier van justitie in het lokale driehoeksoverleg de periode vaststelt waarin de met de camera’s gemaakte beelden
in elk gevalrechtstreeks worden bekeken. Namens de burgemeester is verklaard dat de bedoelde afstemming heeft plaatsgevonden en dat de camerabeelden met enige regelmaat rechtstreeks zullen worden bekeken, maar in ieder geval, zoals in artikel 1, derde lid, van het aanwijzingsbesluit is opgenomen, indien er incidenten zijn of hebben plaatsgevonden, schade wordt geconstateerd, er klachten of meldingen worden ingediend of indien er aangifte wordt gedaan.
7.
Proportionaliteit en subsidiariteit
De voorzieningenrechter dient te beoordelen of het ingezette instrument van cameratoezicht voldoet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. De burgemeester heeft dit als volgt gemotiveerd.
Er is een analyse verricht van de veiligheidssituatie op het woonwagenterrein en er is aandacht besteed aan de effectiviteit van de verschillende strafrechtelijke maatregelen en bestuurlijke interventies die eerder op het woonwagenterrein zijn toegepast. In de bestuurlijke rapportage staat dat de strafrechtelijke interventies niet direct hebben geleid tot een significante afname van de overlast. Over de bestuurlijke interventies staat in de rapportage dat ambtenaren hun publieke taak niet kunnen uitvoeren zonder in de uitoefening daarvan te worden gehinderd of zonder daarbij te worden bedreigd. Zij moeten daarbij op dit moment worden ondersteund door de politie. Uit de bestuurlijke rapportage volgt dat het woonwagenterrein wordt aangemerkt als een gebied waarin zich onveilige situaties en met regelmaat wanordelijkheden voordoen. In het bestreden besluit staat verder dat er volgens de politie sprake is van een situatie ter plaatse, die kan worden omschreven als een schending van de leefbaarheid en dat er sprake is van onveiligheidsgevoelens bij de bewoners. Dit blijkt ook uit het feit dat enkele bewoners zelf om cameratoezicht hebben gevraagd en anderen zelf camera’s hebben geïnstalleerd. Behalve door het instellen van cameratoezicht, besteedt de gemeente ook op andere manieren aandacht aan het vergroten van de leefbaarheid op het woonwagenterrein. Zo loopt er een mediation-traject, is er een plan van aanpak opgesteld, en is in het kader daarvan de straatverlichting gerepareerd. Deze alternatieven bieden echter geen oplossing voor de openbare orde-problematiek. Daarvoor acht de burgemeester cameratoezicht een adequaat middel, hetgeen ook blijkt uit het feit dat het sinds de plaatsing van de camera’s volgens de burgemeester rustig is gebleven op het woonwagenterrein.
Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft de burgemeester hiermee aannemelijk gemaakt dat het aanwijzingsbesluit voldoet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Dit betekent dat cameratoezicht in dit geval een proportioneel instrument is in relatie tot het beoogde doel (handhaving van de openbare orde) en dat het beoogde doel niet op een andere minder ingrijpende wijze kan worden gerealiseerd (subsidiariteit).
8.
Openbare plaats
Op grond van artikel 151c van de Gmw mag alleen cameratoezicht plaatsvinden op een openbare plaats. Volgens verzoekers betreft het aangewezen gebied niet alleen openbare plaatsen, maar ook de door hen gehuurde standplaatsen en een aan hen in bruikleen gegeven sloopterrein.
De burgemeester stelt dat de camera’s geplaatst zijn in het openbare gedeelte van het woonwagenterrein, ter hoogte van een van de toegangen. De camera’s zijn bewust hoog geplaatst, aan een lantaarnpaal op circa 8 meter hoogte. Daarmee kan het hele woonwagenterrein in kaart worden gebracht, maar er kunnen geen beelden worden gemaakt in woonwagens of van de daarachter gelegen ruimten die als buitenruimte worden gebruikt door de bewoners. De camera’s hebben een beperkt ‘gezichtsveld’. Dat is zo ingeregeld door middel van een zogenoemd ‘privacy mask’. De burgemeester heeft dit verduidelijkt met een verbeelding van het gezichtsveld van de camera’s in het verweerschrift.
De voorzieningenrechter overweegt dat het gemeenschappelijke gebied op het woonwagenterrein behoort tot de openbare ruimte. Verder heeft de burgemeester, naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter, voldoende onderbouwd dat de camera’s geen beelden kunnen maken in de woonwagens, omdat deze zijn afgeschermd. De burgemeester heeft, alvorens de camera’s te plaatsen, een DPIA (Data protection impact assessment) laten uitvoeren door een onafhankelijke functionaris gegevensbescherming (FG). De FG heeft geconcludeerd dat er geen onaanvaardbare risico’s zijn op het gebied van schending van privacy van de bewoners van het woonwagenterrein.
Ten aanzien van het sloopterrein overweegt de voorzieningenrechter dat dit feitelijk openbaar toegankelijk is. Daarom gaat de voorzieningenrechter vooralsnog uit van de openbaarheid daarvan. Het enkele feit dat het sloopterrein in gebruik is gegeven aan de bewoners, maakt nog niet dat geen sprake meer is van een openbare plaats. Mogelijk kan de burgemeester hier nog aandacht aan besteden bij de beslissing op bezwaar.
9.
Belangenafweging
De voorzieningenrechter weegt de betrokken belangen als volgt.
Enerzijds is er het algemeen belang van de handhaving van de openbare orde. Er is een langere voorgeschiedenis van incidenten en meldingen op het woonwagenkamp en er is een directe aanleiding geweest voor dit besluit, namelijk het incident op 13 september 2021. Cameratoezicht (maar niet rechtstreeks) is daarom een efficiënt middel om de openbare orde te handhaven. Dat cameratoezicht kan ook in het voordeel van verzoekers werken. Daarmee wordt immers ook hun eigen veiligheid gediend.
Aan de andere kant is er het belang van verzoekers en dat is met name hun recht op privacy. Uit de toelichting van de burgemeester blijkt echter dat de camera’s niet gericht zijn op de woonwagens van de bewoners zelf en dat deze afgeschermd zijn met een privacy mask.
De situatie in de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam van 25 maart 2021 [1] is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet gelijk aan de onderhavige situatie. In dat geval was de camera pal naast het keukenraam van de verzoeker geplaatst.
In deze situatie hangt de camera op een hoogte van circa 8 meter (dus aanzienlijk hoger dan de woonwagen) en op een grotere afstand tot de woonwagens. De gemachtigde van verzoekers gaat uit van een afstand van 6,42 meter tot de dichtstbijzijnde woonwagen. Gelet daarop is het gerechtvaardigde gevoel van inbreuk op de privacy en de persoonlijke levenssfeer beduidend kleiner.
De voorzieningenrechter is, alles overwegende, van oordeel dat de burgemeester in dit geval het belang van handhaving van de openbare orde heeft mogen laten prevaleren boven het belang van verzoekers. Wel geeft de voorzieningenrechter de burgemeester in overweging om bij het nemen van de beslissing op bezwaar extra aandacht te besteden aan de privacy van verzoekers. Daarbij kan gedacht worden aan het ter beschikking stellen van prints van de camera’s of verzoekers in de gelegenheid te stellen zelf camerabeelden te bekijken, zodat zij zelf kunnen zien dat hun privacy is gewaarborgd.
10.
Conclusie
Nu de gronden van verzoekers niet slagen, zal de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afwijzen.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.A. de Rooij, griffier, op 24 december 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid de uitspraak mede te ondertekenen.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

BIJLAGE

Gemeentewet (Gmw)
Artikel 151c:
1. De raad kan bij verordening de burgemeester de bevoegdheid verlenen om, indien dat in het belang van de handhaving van de openbare orde noodzakelijk is, te besluiten om voor een bepaalde duur camera’s in te zetten ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats als bedoeld in artikel 1 van de Wet openbare manifestaties en andere bij verordening aan te wijzen plaatsen die voor een ieder toegankelijk zijn.
2. De burgemeester besluit met inachtneming van het in de verordening van de raad bepaalde:
a. binnen welk gebied, bestaande uit openbare plaatsen of andere voor een ieder toegankelijke plaatsen als bedoeld in het eerste lid, camera’s worden ingezet;
b. voor welke duur de gebiedsaanwijzing plaatsvindt.
3. De burgemeester stelt, na overleg met de officier van justitie in het overleg, bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de Politiewet 2012, de periode vast waarin in het belang van de handhaving van de openbare orde daadwerkelijk gebruik van de camera’s plaatsvindt en de met de camera’s gemaakte beelden in elk geval rechtstreeks worden bekeken.
4. De burgemeester bedient zich bij de uitvoering van het in het eerste lid bedoelde besluit van de onder zijn gezag staande politie.
5. De burgemeester trekt het besluit, bedoeld in het eerste lid, in zodra de inzet van camera’s niet langer noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de openbare orde.
6. De aanwezigheid van camera’s als bedoeld in het eerste lid is op duidelijke wijze kenbaar voor een ieder die het gebied, bedoeld in het tweede lid, onder a, betreedt.
7. Met de camera’s worden uitsluitend beelden gemaakt van een openbare plaats als bedoeld in artikel 1 van de Wet openbare manifestaties en andere bij verordening aan te wijzen plaatsen die voor een ieder toegankelijk zijn.
8. Ten behoeve van de handhaving van de openbare orde worden in het kader van het toezicht, bedoeld in het eerste lid, gegevens verwerkt.
9. De verwerking van de gegevens, bedoeld in het achtste lid, is een verwerking als bedoeld in de Wet politiegegevens, met dien verstande dat, in afwijking van het bepaalde in artikel 8 van die wet, de vastgelegde beelden na ten hoogste vier weken worden vernietigd en de gegevens, bedoeld in het achtste lid, indien er concrete aanleiding bestaat te vermoeden dat die gegevens noodzakelijk zijn voor de opsporing van een strafbaar feit, ten behoeve van de opsporing van dat strafbare feit kunnen worden verwerkt.
10. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen met het oog op de goede uitvoering van het toezicht, bedoeld in het eerste lid, regels worden gesteld omtrent:
a. de camera’s en andere technische hulpmiddelen benodigd voor het toezicht, bedoeld in het eerste lid, en de wijze waarop deze hulpmiddelen worden aangebracht;
b. de personen belast met of anderszins direct betrokken bij de uitvoering van het toezicht; en
c. de ruimten waarin de waarneming of verwerking van door het toezicht vastgelegde beelden plaatsvindt.
Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Tholen (APV)
Artikel 2:77 Cameratoezicht op openbare plaatsen
1. De burgemeester is bevoegd overeenkomstig artikel 151c van de Gemeentewet te besluiten tot plaatsing van vaste camera’s voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats en ten aanzien van alle voor door het publiek toegankelijke parkeerterreinen.
2. De burgemeester heeft die bevoegdheid eveneens ten aanzien van andere door de gemeenteraad aan te wijzen plaatsen die voor het publiek toegankelijk zijn.