6.2Met betrekking tot de locatie van de camera legt verweerder uit dat deze specifieke locatie is gekozen omdat er van die plek wel zicht is op de woningen die beschoten zijn en de toegangswegen tot de binnentuin. Verder is deze locatie geschikt vanwege de benodigde stroomvoorziening en de geringe kans op vernieling. Er zijn verschillende waarborgen in acht genomen ter bescherming van de privacy. De observanten houden zich aan de uitkijkopdracht, waarbij de camera in beginsel alleen is gericht op de plek waar het schietincident heeft plaatsgevonden (namelijk de woningen [huisnummers] en dus niet de woning van verzoeker). De camera draait alleen naar de doorgang onder de woning van verzoeker als iemand van die doorgang gebruik maakt. Het uitkijken van de beelden gebeurt onder regie van de politie, waardoor er een ‘vier ogen‘-principe geldt. De woningen worden vanaf de eerste verdieping door middel van software met een zwart vlak (
privacy mask) afgeschermd. De woning van verzoeker is nooit in beeld, aldus verweerder. Dit is ook aan verzoeker meegedeeld. Op de zitting licht verweerder desgevraagd nog toe dat de inzet van andersoortige camera’s niet opportuun zijn om diverse redenen.
Beperkte kennisneming van stukken
7. Verweerder heeft bepaalde stukken overgelegd en daarbij meegedeeld dat uitsluitend de rechter daarvan kennis mag nemen.De rechtbank (een andere rechter dan de voorzieningenrechter) heeft beslist dat dit akkoord is. Verzoeker heeft op de zitting toestemming aan de voorzieningenrechter gegeven om kennis te nemen van de ongelakte stukken. De voorzieningenrechter heeft deze stukken niet bekeken, omdat dit niet nodig is voor de beoordeling van het verzoek om een voorlopige voorziening. Tussen partijen is immers niet in geschil en ook de voorzieningenrechter gaat er van uit dat sprake was van een zeer ernstige verstoring van de openbare orde en dat cameratoezicht in het belang van de handhaving van de openbare orde noodzakelijk is gedurende de in de primaire besluiten bepaalde periode.
Is de bestuursrechter bevoegd te oordelen over de specifieke plek van de camera?
8. In de primaire besluiten is besloten tot cameratoezicht op en rond het [adres] . In het plaatsingsbesluit is enkel het gebied en de duur van het toezicht aangegeven. Over de camerapositie staat niets opgenomen in de primaire besluiten. Desalniettemin is de voorzieningenrechter van oordeel dat in het kader van een plaatsingsbesluit als hier aan de orde bij verweerder bezwaar kan worden gemaakt tegen de feitelijke locatie van een camera. Uit het Amsterdam Beleidskader Cameratoezicht van november 2012 (beleidskader) volgt dat verweerder gewoonlijk een besluit tot cameratoezicht neemt op basis van een Plan van Aanpak (PVA). Volgens dit beleidskader maken een cameraplan met gewenste cameraposities onderdeel uit van een PVA. Deze algemene werkwijze geeft reden om aan te nemen dat de specifieke camerapositie en gebruikte techniek betrokken wordt bij de besluitvorming om al dan niet over te gaan tot cameratoezicht. Dit ligt ook voor de hand, omdat factoren als deze een rol kunnen spelen in de belangenafweging (tussen privacy en openbare orde) die in dat kader wordt gemaakt. Dat er in dit geval geen PVA is opgemaakt geeft geen aanleiding om anders te oordelen.
Wat is het toetsingskader?
9. Verweerder is op grond van artikel 151c van de Gemeentewet (Gw) en artikel 2.24 van de APV bevoegd te besluiten tot plaatsing van vaste camera’s voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats als dat naar haar oordeel noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de openbare orde. De inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, die het cameratoezicht met zich kan brengen, dient daarbij uitdrukkelijk te worden meegewogen.De feitelijke toepassing van het cameratoezicht moet in al haar facetten voldoen aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.Uit artikel 151c, vijfde lid, van de Gw volgt dat uitsluitend beelden worden gemaakt van openbare, voor een ieder toegankelijke plaatsen. Geen beelden mogen worden gemaakt van woningen en besloten tuinen en erven.
10. Het eerste primaire besluit is genomen twee dagen na de ordeverstoring. Dat verweerder vanwege de ernst van de verstoring van de openbare orde zich genoodzaakt zag direct te handelen, en dus een plaatsingsbesluit heeft genomen zonder dat een PVA was opgesteld, kan de voorzieningenrechter zich voorstellen. Bij het tweede primaire besluit ligt dat anders. Dit besluit is immers genomen een maand na deze ordeverstoring. Het had in de rede gelegen om alsnog een PVA op te stellen. Daarin had aandacht besteed kunnen worden aan het bezwaar van verzoeker. Verzoeker heeft immers vanaf het moment dat er een 360o-camera voor zijn keukenraam werd opgehangen, zijn zorgen over deze camera aan verweerder kenbaar gemaakt.
Voldoet het cameratoezicht aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit?
11. In de praktijk maakt verweerder dus gebruik van een 360o-camera. Niet is in geschil dat met een dergelijke camera in de woning van verzoeker kan worden gekeken. Verweerder heeft aangegeven dat dit niet gebeurt door een
privacy maskin de software. Hierdoor worden woningen vanaf de eerste verdieping afgeschermd. Verweerder heeft prints overgelegd van het bereik van de camera voor het keukenraam van verzoeker. Daarop is inderdaad te zien dat de (ramen van de) woningen vanaf de eerste verdieping zwart zijn. Dit geldt overigens niet voor de ramen van woningen op de begane grond. Echter, verzoeker kan aan de camera niet zien waarop de camera is gericht. Verzoeker kan evenmin zien of het
privacy masknaar behoren werkt. Het is daarom goed voorstelbaar dat verzoeker zich door deze 360o-camera op enkele meters van zijn keukenraam in zijn privacy en woongenot voelt aangetast. Het enige waar verzoeker op af kan gaan, is de mededeling van verweerder dat met de camera niet in de woning van verzoeker wordt gekeken. Hoewel de voorzieningenrechter niet twijfelt aan deze mededeling van verweerder, is de voorzieningenrechter van oordeel dat verzoeker hier geen genoegen mee hoeft te nemen. Dat er geen oplossing kan worden gevonden die enerzijds recht doet aan het belang van openbare orde en anderzijds aan de privacy belangen van verzoeker, op een zodanige wijze dat verzoeker zélf kan zien dat zijn privacy is gewaarborgd, acht de voorzieningenrechter niet aannemelijk.
12. De voorzieningenrechter is daarom van oordeel dat het huidige cameratoezicht de privacy en het woongenoot van verzoeker onevenredig schendt. Uitgaande van de noodzaak tot cameratoezicht op het [adres] , voldoet de huidige uitvoering niet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Het toezicht met de 360o-camera voor het keukenraam van verzoeker kan daarom niet op de huidige manier worden gecontinueerd.
13. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe in de zin dat verweerder het cameratoezicht ter hoogte van verzoekers keukenraam zo aanpast dat het voor verzoeker zichtbaar en controleerbaar is dat inkijk in zijn woning onmogelijk is.
14. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening toekent, moet verweerder aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht vergoeden. Er zijn geen andere voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.