ECLI:NL:RBZWB:2021:6677

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 december 2021
Publicatiedatum
28 december 2021
Zaaknummer
02-110006-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van het voorhanden hebben van een vuurwapen met munitie en de verwerping van het verweer omtrent onrechtmatige doorzoeking

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 december 2021 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1972, die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van een pistool met vier kogelpatronen op 22 april 2021 te Roosendaal. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het wapen en de munitie voorhanden had en daarover kon beschikken. De verdediging voerde aan dat de doorzoeking van de auto onrechtmatig was en dat het bewijsmateriaal uitgesloten moest worden. De rechtbank verwierp dit verweer, omdat de verdachte toestemming had gegeven voor de doorzoeking en de verbalisanten op basis van zijn antwoorden mochten vertrouwen. De rechtbank achtte het bewijs overtuigend en verwierp het verweer van de verdediging dat de verdachte geen opzet had op het voorhanden hebben van het vuurwapen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 180 dagen, waarvan 84 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 120 uur. Bij de strafoplegging hield de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar ook met de ernst van het feit, gezien het wapen dat bedoeld is om anderen te bedreigen of te verwonden. De rechtbank oordeelde dat de strafeis van de officier van justitie recht deed aan de ernst van het feit en de persoon van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/110006-21
vonnis van de meervoudige kamer van 30 december 2021
in de strafzaak tegen
[Verdachte]
geboren op [Geboortedag] 1972 te [Geboorteplaats]
wonende te [Adres]
raadsman mr. Z. Yeral, advocaat te Roosendaal.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 16 december 2021, waarbij de officier van justitie, mr. K. Pieters, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 22 april 2021 te Roosendaal een pistool met vier kogelpatronen voorhanden heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 22 april 2021 een pistool met vier patronen voorhanden heeft gehad en baseert zich daarbij op het volgende. Uit het proces-verbaal bevindingen van verbalisant [Naam 1] volgt dat bij een verkeerscontrole, na toestemming van verdachte, zijn voertuig is doorzocht. Bij de passagiersstoel stond een rugtas met daarin in een sok een vuurwapen in huishoudfolie gewikkeld. Het vuurwapen is onderzocht en betrof een functionerend, doorgeladen pistool waarin nog drie patronen in het magazijn zaten. Verdachte heeft verklaard dat hij het pistool kort daarvoor had gevonden in de berm achter het kamp waar hij woont en dat hij is gaan rondrijden omdat hij niet wist wat hij ermee moest. Dat verdachte wetenschap had van en beschikkingsmacht had over het wapen en de munitie staat vast.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en wijst daarbij op het volgende.
De verdediging heeft bepleit dat de auto van verdachte onrechtmatig is doorzocht en dat het bewijsmateriaal onrechtmatig is verkregen. De in beslag genomen goederen mogen niet als bewijs gebruikt worden. Verdachte dient dan ook van het feit te worden vrijgesproken. Indien de rechtbank niet meegaat in dit verweer heeft de verdediging bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken omdat hij geen opzet had op het voorhanden hebben van het vuurwapen. Verdachte had het vuurwapen gevonden, meegenomen in verband met het potentiële gevaar voor kinderen en wist vervolgens niet wat te doen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Onrechtmatig verkregen bewijsmateriaal
De rechtbank verwerpt het verweer dat de doorzoeking van de auto onrechtmatig is geweest en dat het daardoor verkregen bewijsmateriaal moet worden uitgesloten van het bewijs. Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [Naam 2] en [Naam 1] volgt dat aan verdachte is gevraagd: “ heb jij op dit moment nog wapens, vuurwapens of andere gekke dingen bij je of in de auto liggen?” Verdachte heeft hierop geantwoord: “ nee, ik heb niks bij me, kijk maar ”. Gelet op deze specifieke vraagstelling, waarbij de auto uitdrukkelijk genoemd, en het antwoord en de reactie hierop van verdachte, mochten de verbalisanten erop vertrouwen dat de toestemming zowel zag op onderzoek aan verdachte als in zijn auto. Het proces-verbaal van bevindingen betreft een ambtsedig opgemaakt stuk. De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de juistheid hiervan.
Opzet op het voorhanden hebben van het vuurwapen
Op grond van de aangehechte bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 22 april 2021 te Roosendaal een vuurwapen van categorie III van de Wet Wapens en Munitie en vier bijbehorende kogelpatronen voorhanden heeft gehad.
Het verweer, dat verdachte geen opzet had op het voorhanden hebben van het vuurwapen, wordt verworpen. Voor een bewezenverklaring van het voorhanden hebben van een wapen of munitie moet vast komen te staan dat verdachte het wapen of de munitie bewust aanwezig had en dat hij daarover feitelijke macht kon uitoefenen in de zin dat hij daarover kon beschikken (ECLI:NL:HR:2020:504). Verdachte was zich – naar eigen zeggen – bewust van het wapen, dat hij zelf in zijn rugzak in de auto heeft gelegd, waar hij vervolgens een aantal uren in is gaan rondrijden. Hij kon er dus ook over beschikken. De reden waarom hij het wapen heeft meegenomen, is in dit kader voor de bewijsvraag niet relevant.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 22 april 2021 te Roosendaal, een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3 van die wet in de vorm van een pistool, merk en type onbekend, kaliber 6.35mm, met bijbehorende munitie, te weten 4 kogelpatronen, kaliber 6.35mm, merk Sellier&Bellot, voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 84 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd een taakstraf van 120 uur op te leggen. Bij de formulering van de strafeis heeft de officier van justitie gekeken naar de oriëntatiepunten van het LOVS. Omgerekend komt de strafeis neer op 8 maanden gevangenisstraf.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat kan worden volstaan met een straf die gelijk is aan het voorarrest, gelet op de omstandigheden waaronder het feit zou zijn gepleegd. Het wapen was niet van verdachte en hij heeft het meegenomen in verband met de veiligheid van kinderen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft een vuurwapen categorie III van de Wet Wapens en Munitie en vier bijbehorende kogelpatronen voorhanden gehad. Dergelijke wapens zijn enkel bedoeld om er anderen mee te bedreigen, te verwonden of te doden. Het is een ernstig strafbaar feit en de rechtbank neemt verdachte dit ook kwalijk.
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank acht geslagen op het strafblad van verdachte. Dit is niet blanco maar bevat geen recente, relevante veroordelingen.
Uit de oriëntatiepunten voor straftoemeting volgt als uitgangspunt voor het voorhanden hebben van een pistool/revolver een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden.
De rechtbank zal bij de bepaling van de straf in strafverminderende zin rekening houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder zijn gezondheid en zijn uitgesproken wens om uit zijn milieu te stappen. Tevens houdt de rechtbank er rekening mee dat het weliswaar een doorgeladen vuurwapen was, maar gelet op de wijze van verpakking het wapen niet direct gereed was om mee te schieten.
Verdachte heeft verklaard dat hij het wapen gevonden heeft in de berm en niet wist wat hij ermee moest doen. Hij is om die reden met het wapen in de auto gaan rondrijden en gaan nadenken. Hij had het meegenomen omdat hij het gevaarlijk vond voor kinderen, die het mogelijk zouden kunnen vinden. De rechtbank acht dit door verdachte geschetste scenario ongeloofwaardig gezien de vaagheden in de verklaring van verdachte over wat hij die dag had gedaan en wilde gaan doen.
Alles afwegend komt de rechtbank tot het oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf voldoende recht doet aan de ernst van het feit en de persoon van verdachte. De rechtbank zal dan ook aan verdachte een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 84 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en een proeftijd van twee jaar opleggen. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte een taakstraf van 120 uur opleggen.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie. zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit is begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 84 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 120 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
60 dagen;
Dit vonnis is gewezen door mr. B.A.S.E. Maandag, voorzitter, mr. P. Kooijman en mr. D.L.J. Martens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.P.M.C.J. Smits, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 30 december 2021.
Mr. Maandag, mr. Martens en mr. Smits zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.