Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
te ondertekenen
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst over een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2013. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de navorderingsaanslag die was opgelegd na een verliesverrekening van een eerder jaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de inspecteur op 10 april 2020 een navorderingsaanslag IB/PVV over het jaar 2013 had opgelegd, omdat de navorderingstermijn niet was overschreden. De rechtbank overwoog dat de navorderingstermijn, volgens artikel 16 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR), vijf jaar bedraagt en dat deze termijn niet was verstreken, aangezien het verlies waar de navordering op was gebaseerd afkomstig was uit 2016. De rechtbank verwierp ook de argumenten van de belanghebbende over het rechtszekerheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel, en concludeerde dat de navorderingsaanslag terecht was opgelegd. De rechtbank verklaarde het beroep van de belanghebbende ongegrond en zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.