4.2Inhoudelijk
Tussen partijen is niet in geschil dat tegen de opschortingsbesluiten bezwaar is gemaakt. Vervolgens heeft verzoekster connex aan het bezwaar tegen het bestreden besluit (de intrekking van de uitkering) een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend. In deze procedure is (slechts) in geschil of Werkplein op goede gronden met toepassing van artikel 54, vierde lid, van de Participatiewet tot intrekking van de aan verzoekster toegekende bijstandsuitkering is overgegaan.
Bij de beantwoording van de vraag of het bijstandverlenend orgaan op grond van artikel 54, vierde lid, van de Participatiewet bevoegd is tot intrekking van de aan een betrokkene verleende bijstand, staat ter beoordeling of de betrokkene verzuimd heeft binnen de daartoe gestelde termijn de bij het opschortingsbesluit gevraagde gegevens of gevorderde bewijsstukken te verstrekken. Indien dat het geval is, dient vervolgens te worden nagegaan of de betrokkene hiervan een verwijt kan worden gemaakt. Die verwijtbaarheid kan ontbreken indien het gaat om gegevens of gevorderde bewijsstukken die niet van belang zijn voor de verlening van bijstand of om gegevens waarover de betrokkene niet binnen de gestelde hersteltermijn redelijkerwijs heeft kunnen beschikken.
Werkplein heeft in de brief van 7 september 2021 aangegeven dat informatie wordt opgevraagd bij verzoekster, omdat zij Belgische gezinsbijslag ontvangt. Verzoekster is gevraagd stukken te overleggen van Infino, de SVB en bankafschriften van al haar bankrekeningen vanaf 1 april 2021. Ter zitting heeft Werkplein verklaard dat de bankafschriften zijn opgevraagd ter controle van de ontvangen bedragen. De voorzieningenrechter is met Werkplein van oordeel dat de gevraagde stukken van belang zijn voor de beoordeling van het recht op bijstand.
In het bestreden besluit stelt Werkplein dat niet alle gevraagde bankafschriften zijn ingediend. Ter zitting is besproken dat printscreens van de afschrijvingen niet voldoende zijn, zoals ook door Werkplein in haar brieven is aangegeven. Verzoekster heeft vervolgens ter zitting verklaard dat zij alle gevraagde bankafschriften per mail heeft overgelegd, voordat de hersteltermijn was verstreken. Zij heeft haar verklaring echter niet onderbouwd met bewijsstukken. De voorzieningenrechter volgt verzoekster daarom niet in haar stelling dat de ontbrekende stukken tijdig zijn ingediend. Daaruit volgt dat verzoekster ten tijde van het nemen van het bestreden besluit in verzuim was. Het alsnog bij het verzoekschrift overleggen van de betreffende bankafschriften maakt het gebleken verzuim niet ongedaan.
Vast staat dat verzoekster meerdere malen in de gelegenheid is gesteld de gevraagde stukken in te dienen, laatstelijk tot 9 november 2021. Ook staat vast dat er tussen de gemachtigde van verzoekster en Werkplein medio oktober 2021 overleg is geweest en is gevraagd om de ontbrekende bankafschriften alvast in te dienen, hetgeen niet is gebeurd. Het bestreden besluit is genomen op 25 november 2021. Op dat moment was nog altijd niet voldaan aan het verzoek tot indiening van alle gevraagde stukken. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verzoekster dan ook ruim voldoende kans gehad om aan het verzoek te voldoen. Voor zover zij, mede door toedoen van procedures inzake toeslagen, een en ander niet heeft (kunnen) overzien, merkt de voorzieningenrechter op dat zij, zoals ze zelf heeft verklaard, hulp heeft van iemand van de gemeente Etten-Leur, van een meedenkcoach en haar gemachtigde die haar in deze procedure(s) bijstaat. Verzoekster kan daarom het verwijt worden gemaakt dat zij de gevraagde stukken niet heeft ingediend.
Uit het voorgaande volgt, naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter, dat aan de voorwaarden voor toepassing van artikel 54, vierde lid, van de Participatiewet is voldaan. Dat verzoekster bij het verzoekschrift alsnog stukken heeft ingebracht, maakt dit niet anders.
Werkplein heeft, naar voorlopig oordeel, op goede gronden gebruik gemaakt van de bevoegdheid tot intrekking van de bijstandsuitkering vanaf de datum van opschorting, zijnde 1 oktober 2021. De voorzieningenrechter verwacht daarom dat het bestreden besluit in bezwaar stand zal houden.
Verzoekster stelt daarnaast dat sprake is van broodnood en dat daarom een voorlopige voorziening moet worden getroffen. De voorzieningenrechter volgt dit standpunt niet. Verzoekster had hangende de bezwaarprocedures tegen de opschortingsbesluiten zichzelf al kunnen melden voor een bijstandsuitkering. Zij is daar ook al op gewezen door Werkplein, maar heeft zelf de keuze gemaakt om dat (nog) niet te doen.
Nu het bestreden besluit naar verwachting stand zal houden, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.
Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.