ECLI:NL:RBZWB:2021:6624

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 december 2021
Publicatiedatum
23 december 2021
Zaaknummer
AWB- 21_670
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging Ziektewet-uitkering en geschiktheid voor arbeid na medische beoordeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M. Akça-Altun, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres had beroep ingesteld tegen het besluit van het UWV, waarin haar Ziektewet-uitkering per 2 november 2020 werd beëindigd. Dit besluit volgde op een eerdere beslissing van 3 november 2020, waarin het UWV de uitkering beëindigde, en een bestreden besluit van 18 januari 2021, waarin het UWV het bezwaar van eiseres ongegrond verklaarde.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op een zitting op 17 november 2021, waar zowel eiseres als een vertegenwoordiger van het UWV aanwezig waren. De rechtbank heeft de medische beoordelingen van de verzekeringsartsen van het UWV in overweging genomen, die concludeerden dat eiseres, ondanks haar psychische en fysieke klachten, geschikt werd geacht voor haar eigen werk en andere functies, zoals administratief medewerker. Eiseres voerde aan dat haar klachten ernstiger waren dan door het UWV werd erkend en dat er geen reële arbeidsmogelijkheden voor haar waren.

De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de verzekeringsartsen voldoende rekening hadden gehouden met de klachten van eiseres. De rechtbank concludeerde dat eiseres terecht per 2 november 2020 geschikt was geacht voor de functie van administratief medewerker en dat het UWV terecht had vastgesteld dat zij geen recht meer had op een ZW-uitkering. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/670 ZW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 december 2021 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres

gemachtigde: mr. M. Akça-Altun,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 3 november 2020 (primair besluit) heeft het UWV de uitkering van eiseres ingevolge de Ziektewet (ZW) beëindigd per 2 november 2020.
In het besluit van 18 januari 2021 (bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.

Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 17 november 2021.
Hierbij waren aanwezig eiseres, haar gemachtigde en mr. J.F.C.A.M. Weterings namens het UWV.

Overwegingen

1.
Feiten
Eiseres is werkzaam geweest als medewerker interieuronderhoud. Voor dat werk is zij uitgevallen vanwege psychische klachten en rugklachten met uitstraling naar het rechterbeen.
In een besluit van 25 september 2017 heeft het UWV geweigerd per 29 augustus 2017 aan eiseres een WIA-uitkering toe te kennen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Bij besluit van 10 april 2018 is het bezwaar ongegrond verklaard. Eiseres heeft hiertegen beroep aangetekend. Dat beroep is bij uitspraak van deze rechtbank van 6 december 2018 onder procedurenummer 18/2305 WIA ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 25 november 2020 (ECLI:NL:CRVB:2020:2951) heeft de Centrale Raad van Beroep (CRvB) de uitspraak van de rechtbank bevestigd.
In het primaire besluit heeft het UWV een inmiddels toegekende uitkering ingevolge de ZW beëindigd met ingang van 2 november 2020. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
2.
Omvang geschil
In geschil is of het UWV terecht de ZW-uitkering van eiseres heeft beëindigd per
2 november 2020.
3.
Toetsingskader
Op grond van artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW heeft een verzekerde bij ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebreken, recht op ziekengeld. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep wordt onder “zijn arbeid” verstaan de laatstelijk voor de ziekmelding verrichte arbeid. Deze regel lijdt in dit geval in zoverre uitzondering dat, wanneer de verzekerde na gedurende de maximumtermijn ziekengeld te hebben ontvangen, blijvend ongeschikt is voor zijn oude werk en niet in enig werk heeft hervat, als maatstaf geldt arbeid, zoals die nader is geconcretiseerd bij de beoordeling van de aanspraak van de verzekerde op een uitkering op grond van de Wet WIA. Van ongeschiktheid in de zin van de ZW is geen sprake indien de verzekerde geschikt is voor ten minste één van de functies die zijn voorgehouden bij de laatste vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid op grond van de Wet WIA
4.
Medische beoordeling
Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapportages van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1
Verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] heeft het dossier bestudeerd en eiseres op het spreekuur van 22 oktober 2020 gezien. Zij heeft in de rapportage van 3 november 2020 aangegeven dat eiseres bekend is met een lange geschiedenis van psychische klachten. Duidelijke psychiatrische problematiek is er niet. Dit maakt dat de beperkingen op dit moment in persoonlijk en sociaal functioneren ongewijzigd zijn te achten ten opzichte van de voorgaande onderzoeken. Daarnaast heeft eiseres al lang bestaande forse rugproblematiek en is ze drie keer geopereerd vanwege een hernia. Dit heeft de klachten niet doen verbeteren. Invoelbaar is dat eiseres het hier moeilijk mee heeft, zij kan niet uit de weg met de pijnklachten, het beheerst haar denken en doen. Aan de andere kant is er geen toestand van geen benutbare mogelijkheden, eiseres is niet verzorgingsbehoeftig, ze is niet opgenomen en er is geen sprake van een ziektebeeld waardoor het leven eindigt. Duidelijk is de grote lijdensdruk en de impact die dat heeft alsmede dat ook de derde operatie niet heeft geholpen voor haar klachten. Inmiddels is er sprake van een postlaminectomie syndroom, psychische problematiek speelt hierbij ook een rol. Het lijkt van belang dat eiseres geholpen wordt in denken over pijn. Uit de anamnese lijkt dit van start te gaan. Op basis van de fysieke problematiek zijn beperkingen te stellen. Zoals eiseres zelf aangeeft heeft de laatste operatie niets veranderd in haar klachten en afwijkingen. Te stellen is dan ook dat er ten opzichte van de voorgaande WIA-beoordeling geen duidelijke verandering is in de beperkingen. Met al haar klachten is in enige mate rekening gehouden. Alleen voor traplopen is een verdere beperking nodig. Eiseres is vanwege krachtsverlies in het rechter been niet in staat een trap op en af te gaan.
Bij de eerdere WIA-beoordeling werd eiseres geschikt geacht voor de functies van productiemedewerker industrie, machinaal metaalbewerker, administratief medewerker en machinaal metaalbewerker. Op basis van de zeer beperkte bijstelling van de FML is niet te stellen dat eiseres ongeschikt is te achten voor die geduide functies. Zeker de functie administratief medewerker moet voor eiseres haalbaar zijn. Trappenlopen vormt geen onderdeel van deze functie.
4.2
Verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts b&b] heeft het dossier van eiseres bestudeerd en aan de telefonische hoorzitting van 12 januari 2021 deelgenomen. Zij heeft in de rapportage van 13 januari 2021geconcludeerd dat in het bezwaarschrift en tijdens de telefonische hoorzitting geen nieuwe aanknopingspunten naar voren zijn gekomen met betrekking tot de medische situatie die aanleiding vormen om bij heroverweging de medische grondslag van de bestreden beslissing onjuist te achten.
Door eiseres zijn geen nadere medische gegevens overlegd waaruit blijkt dat er sprake
is van ernstigere beperkingen dan waarvan bij de totstandkoming van de beslissing is uitgegaan. De arbeidsdeskundige [naam arbeidsdeskundige] van [naam onderneming] verwijst naar een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld door bedrijfsarts [naam bedrijfsarts] . Die FML wordt niet onderbouwd door de bedrijfsarts. Daarom vraagt de verzekeringsarts b&b zich af of de bedrijfsarts eiseres heeft gezien en wat die arts bij lichamelijk onderzoek en onderzoek van de psyche heeft geconstateerd. Verder vraagt [naam verzekeringsarts b&b] zich af op basis van welke medisch geobjectiveerde afwijkingen haar collega [naam verzekeringsarts b&b 2] eiseres zo zwaar beperkt acht en of die collega op de hoogte is van de uitspraak van de CRvB.
Evenmin is [naam verzekeringsarts b&b] duidelijk of de bedrijfsarts informatie heeft meegewogen van de behandelend sector. Zij wijst er ten slotte op dat eiseres zich in 2017 ook al volledig arbeidsongeschikt achtte hoewel zij per 29 augustus 2017 voor minder dan 35% arbeidsongeschikt bleek in de zin van de WIA, hetgeen is bevestigd door de CRvB.
Medisch objectief is de situatie volgens verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts b&b] onveranderd ten opzichte van 2017.
4.3
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat zij lijdt aan ernstige psychische klachten: depressie en schizofrenie, naast somatische klachten. Zij stelt dat er dagen zijn dat zij nauwelijks haar bed uit kan omdat ze een meervoudige hernia heeft. Zij is daar drie keer voor geopereerd zonder effect. Er is nog geen pijnbestrijder gevonden zonder vervelende bijwerkingen, waaronder stuiptrekkingen en heftige agressieve buien. Eiseres doet zichzelf dan pijn en moet afstand nemen van man en kinderen. Dat kan uren duren. Haar man neemt de zorg voor de vier kinderen en eiseres volledig op zich. Hij moet eiseres nogal eens ondersteunen bij de ADL, omdat zij dit door de heftige pijnklachten niet meer kan. Hoe graag eiseres ook wil, zij kan simpelweg niet werken. Er wordt ten onrechte teruggegrepen op de FML van 16 augustus 2017.
Dat het UWV niet heeft gemotiveerd hoe het rapport van [naam onderneming] in de afwegingen is betrokken maakt dat het bestreden besluit lijdt aan een motiveringsgebrek en dient te worden vernietigd. Eiseres meldt dat ook het verweer op dit punt niet beter motiveert waarom dat rapport niet tot een andere uitkomst heeft geleid.
In het rapport van [naam onderneming] is verwezen naar de FML van verzekeringsarts [naam verzekeringsarts b&b 2] . Eiseres heeft gesteld dat de verzekeringsarts b&b ten onrechte is voorbijgegaan aan de beperkingen die in die FML zijn gesteld. Er zijn geen reële arbeidsmogelijkheden voor eiseres. Eiseres heeft de rechtbank verzocht om een deskundige te benoemen.
4.4
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapportages van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiseres gestelde klachten, waaronder zowel de (HNP-) rugklachten als de psychische klachten. De verzekeringsarts b&b heeft met het geobjectiveerde deel van die klachten rekening gehouden.
De informatie die eiseres heeft overgelegd geeft de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsartsen hebben aangenomen. Daarbij is in aanmerking genomen dat voor zover in de FML die door bedrijfsarts [naam verzekeringsarts b&b 2] is opgesteld verdergaande beperkingen zijn opgenomen, daarvoor geen medische onderbouwing in het dossier is te vinden.
Voor zover eiseres ter zitting heeft verwezen naar de haar in het kader van de WMO toegekende scootmobiel en het gebruik van een deeltaxi wijst de rechtbank er op dat het daarbij om een andere afweging op basis van andere voorschriften gaat dan in de ZW.
De rechtbank ziet in de beschikbare medische gegevens geen aanleiding om een deskundige te benoemen.
De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsartsen voldoende hebben gemotiveerd waarom zij van mening zijn dat eiseres geschikt is haar eigen werk (“zijn arbeid”) te verrichten. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat eiseres terecht per 2 november 2020 geschikt is geacht voor in ieder geval de functie van administratief medewerker. Het UWV heeft daarom terecht vastgesteld dat eiseres met ingang van deze datum geen recht meer heeft op een ZW-uitkering. Het beroep wordt dan ook ongegrond worden verklaard.
5.
Proceskosten
Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van R.V. van Vliet, griffier, op 23 december 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.