ECLI:NL:CRVB:2020:2951
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en WIA-uitkering in hoger beroep
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, die haar bezwaar tegen de weigering van het Uwv om een WIA-uitkering toe te kennen ongegrond heeft verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft op 25 november 2020 uitspraak gedaan. Appellante, die zich ziek had gemeld met rugklachten, betwistte de medische beoordeling van het Uwv en stelde dat zij ADL-afhankelijk is. De rechtbank had echter geoordeeld dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen medische onderbouwing was voor de stelling dat appellante ADL-afhankelijk is. De verzekeringsarts had vastgesteld dat appellante belastbaar was, en de rechtbank volgde het standpunt van de verzekeringsarts dat de geselecteerde functies medisch geschikt waren voor appellante. De Centrale Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, oordelend dat de gronden van appellante in hoger beroep in essentie herhalingen waren van eerdere argumenten en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de medische beoordeling van het Uwv. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak.