ECLI:NL:RBZWB:2021:6561

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 december 2021
Publicatiedatum
22 december 2021
Zaaknummer
AWB- 21_4277
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit inzake omgevingsvergunning voor hotel

In deze zaak hebben verzoekers, wonende in Meliskerke en Biggekerke, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veere. Dit beroep werd ingediend op 5 oktober 2021, naar aanleiding van een verzoek tot intrekking van een verleende omgevingsvergunning voor de realisatie van een hotel op een specifieke locatie. Op 4 oktober 2021 heeft verweerder echter al een besluit genomen, dat op 5 oktober 2021 is verzonden. Verzoekers hebben hun beroep later ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten, waarop verweerder heeft geantwoord dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de kosten, omdat het besluit al was genomen voordat het beroep werd ingediend.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank overweegt dat de veroordeling in proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Bij intrekking van een beroep kan de rechtbank het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten, mits het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat op het moment van indienen van het beroepschrift er al een besluit was genomen, waardoor het beroepschrift niet voldeed aan de vereisten van de Awb en derhalve niet-ontvankelijk was.

De rechtbank heeft het verzoek om vergoeding van de proceskosten afgewezen, omdat het beroep niet ontvankelijk was. Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, en openbaar gemaakt op 21 december 2021.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/4277

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 december 2021 in de zaak tussen

1. [naam verzoekers]te Meliskerke
2. [naam verzoekers]te Biggekerke
3. [naam verzoekers]te Biggekerke
4. [naam verzoekers]te Biggekerke
5. [naam verzoekers]te Biggekerke
6. [naam verzoekers]te Biggekerke
7. [naam verzoekers]te Biggekerke
8. [naam verzoekers]te Biggekerke
9. [naam verzoekers]te Biggekerke
10. [naam verzoekers]te Biggekerke
11. [naam verzoekers]te Biggekerke
12. [naam verzoekers]te Biggekerke
13. [naam verzoekers]te Biggekerke
verzoekers,
(gemachtigde: A.H. van Leeuwen),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veere, verweerder.

Procesverloop

Verzoekers hebben bij brief van 5 oktober 2021, door de rechtbank ontvangen op 5 oktober 2021 om 20.36 uur, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door verweerder op het verzoek tot intrekking van de verleende omgevingsvergunning voor het realiseren van een hotel op de locatie [adres] .
Bij besluit van 4 oktober 2021, verzonden op 5 oktober 2021, heeft verweerder op het verzoek beslist.
Naar aanleiding hiervan hebben verzoekers het beroep ingetrokken met daarbij het verzoek verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek.
Verweerder heeft de rechtbank meegedeeld dat er geen aanleiding bestaat voor een veroordeling in de kosten en vergoeding van het griffierecht. Verweerder stelt zich op het standpunt dat er al op het verzoek van verzoekers was beslist voordat het beroep gericht tegen het niet tijdig beslissen was ingediend en dat er hier sprake is van misbruik van procesrecht. Verzoekers hebben hierop bij brief van 13 december 2021 gereageerd.
Overwegingen
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
Voordat de rechtbank de vraag kan beantwoorden of er hier sprake is van geheel of gedeeltelijk tegemoetkomen aan verzoekers, dient de rechtbank eerst te beoordelen of het beroepschrift voldeed aan de vereisten als genoemd in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld (artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb). Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen (artikel 6:12, tweede lid, van de Awb).
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is, in een geval als het onderhavige, waarin de bestuursrechter een termijn heeft gesteld voor het nemen van een nieuw besluit, niet vereist dat nog een ingebrekestelling wordt gestuurd voordat beroep wordt ingesteld [1] .
De rechtbank stelt vast dat verzoekers op 5 oktober 2021 om 20.36 per fax beroep hebben ingesteld tegen het niet tijdig nemen van het besluit door verweerder. De rechtbank stelt verder vast dat verweerder bij besluit van 4 oktober 2021, verzonden op 5 oktober 2021 op het verzoek van verzoekers heeft beslist.
Op het moment van indienen van het beroepschrift op 5 oktober 2021 was er dus geen sprake meer van niet tijdig beslissen op het verzoek door verweerder. Het besluit was toen al genomen en bekendgemaakt. Dat het besluit niet binnen de termijn zoals genoemd in de uitspraak van de rechtbank van 17 september 2021 (ECLI:NL:RBZWB:2021:4653) was genomen en op het moment van indienen van het beroepschrift nog niet door verzoekers was ontvangen, maakt dit niet anders.
De rechtbank merkt op dat de gemachtigde het besluit op het moment dat hij het beroepschrift indiende, waarschijnlijk nog niet had ontvangen. Gelet hierop ziet de rechtbank dan ook niet in dat er sprake zou zijn van misbruik van procesrecht.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat op het moment van indienen van het beroepschrift op 5 oktober 2021 het beroepschrift niet voldeed aan de vereisten als genoemd in artikel 6:12, tweede en vierde lid, van de Awb.
Het beroepschrift was dus niet-ontvankelijk.
Het verzoek om vergoeding van de proceskosten wordt daarom als kennelijk ongegrond afgewezen.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van D. Alblas, griffier, op 21 december 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.