ECLI:NL:RBZWB:2021:6464
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar tegen boetebeschikking inkomstenbelasting
Op 17 december 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin belanghebbende in beroep ging tegen een niet-ontvankelijk verklaring van zijn bezwaar tegen een boetebeschikking in de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2017. De zaak betreft een brief van de inspecteur van de Belastingdienst van 25 mei 2020, waarin het bezwaar van belanghebbende niet-ontvankelijk werd verklaard wegens termijnoverschrijding. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bezwaarschrift te laat was ingediend, aangezien de wettelijke termijn van zes weken na de dagtekening van de boetebeschikking op 9 oktober 2019 was verstreken. Belanghebbende had aangevoerd dat hij door omstandigheden, waaronder de ziekte van zijn moeder en een wisseling van gemachtigde, niet in staat was om tijdig bezwaar te maken. De rechtbank oordeelde echter dat deze omstandigheden niet voldoende waren om de termijnoverschrijding als verschoonbaar te kwalificeren. De rechtbank benadrukte dat belanghebbende zelf verantwoordelijk is voor het tijdig indienen van zijn bezwaarschrift en dat problemen met een (voormalig) gemachtigde voor zijn risico komen. Het beroep tegen de uitspraak op bezwaar werd daarom ongegrond verklaard.
Daarnaast werd het beroep tegen de ambtshalve beslissing van de inspecteur niet-ontvankelijk verklaard, omdat de bezwaarfase niet was doorlopen en de inspecteur niet akkoord ging met het overslaan van deze fase. De rechtbank droeg de inspecteur op om het beroepschrift als een bezwaarschrift in behandeling te nemen. De uitspraak werd gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.