ECLI:NL:RBZWB:2021:6440

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 december 2021
Publicatiedatum
17 december 2021
Zaaknummer
C/02/383961 / JE RK 21-669
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling minderjarigen met betrokkenheid Raad voor de Kinderbescherming

Op 2 december 2021 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, mr. B.J. Duinhof, een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De zaak werd behandeld met gesloten deuren, waarbij de vader en een vertegenwoordiger van de Gecertificeerde Instelling (GI) aanwezig waren. De moeder was afwezig vanwege coronaklachten. De GI verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling met een jaar, omdat de situatie tussen de ouders nog steeds problematisch is en er zorgen zijn over de ontwikkeling van de minderjarigen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders er niet in zijn geslaagd om de situatie te verbeteren, ondanks de beschikbare hulpverlening. De kinderrechter heeft het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling toegewezen, met de voorwaarde dat de GI de mogelijkheden voor hulpverlening opnieuw onderzoekt en de Raad voor de Kinderbescherming inschakelt indien beëindiging van de ondertoezichtstelling aan de orde is. De ondertoezichtstelling is verlengd tot 9 mei 2022, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 2 december 2021.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/383961 / JE RK 21-669
Datum uitspraak: 2 december 2021

Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling

in de zaak van

JEUGDBESCHERMING WEST ZEELAND,

locatie Middelburg, hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (de GI),
betreffende

[minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [minderjarige 1] .

[minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [minderjarige 2] ,
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[moeder] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] ,

[vader] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats] , maar feitelijk verblijvende te [verblijfplaats] .

Het verdere procesverloop

Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van 26 mei 2021 en alle daarin genoemde en vermelde stukken;
- de gezinsrapportage met bijlagen van 5 november 2021, ingekomen bij de griffie op 8 november 2021.
Op 2 december 2021 heeft de kinderrechter de zaak wederom tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de vader;
- een vertegenwoordiger van de GI.
Opgeroepen en niet verschenen is:
- de moeder.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wordt uitgevoerd door de ouders.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij de moeder.
Bij beschikking van 9 mei 2018 zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht gesteld met ingang van 9 mei 2018 en tot 9 mei 2019. De ondertoezichtstelling is daarna steeds verlengd, laatstelijk tot 9 december 2021.

Het verzoek

De Gecertificeerde Instelling (de GI) verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] te verlengen met een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Thans ter beoordeling ligt nog voor de resterende periode met ingang van 9 december 2021 en tot 9 mei 2022.

Het standpunt van de belanghebbenden

Namens de GI is ter zitting verklaard dat de moeder vandaag afwezig is in verband met Coronaklachten. In overleg met Olyk is geconcludeerd dat het enige dat nog ingezet kan worden voor betrokkenen, is een grootschalig onderzoek. Hieruit volgen dan mogelijk aanwijzingen om de ontwikkelingsbedreiging van de minderjarigen op te kunnen heffen. De minderjarigen zullen ook meegenomen worden in het onderzoek, ook om hen spreekrecht te geven, maar de vragen zien met name in het contact tussen de ouders. Het lukt al drieënhalf jaar niet om tot verbetering te komen. De GI wil de minderjarigen niet onnodig belasten. Het is bekend dat zij hulpverleningsmoe zijn en de GI weet niet of de minderjarigen nog verder moeten worden belast met therapieën. Als dit niet helpend is, zou de ondertoezichtstelling mogelijk beter kunnen stoppen. De GI heeft hier nog niet met de Raad voor de Kinderbescherming over gesproken. De GI wilde eerst kijken of de ouders er samen ter zitting uit konden komen.
De vader heeft ter zitting verklaard dat hij niet weet of de minderjarigen hulpverleningsmoe zijn, maar in elk geval wel moe van de hele situatie. De minderjarigen worden al negen jaar heen en weer getrokken. Hij heeft geen vertrouwen in de werking van de ondertoezichtstelling. De gezinsmanager is ook al de zesde betrokken medewerker. De vader zou dan ook graag zien dat de ondertoezichtstelling wordt beëindigd. De vader heeft, op één incident na, nog nooit kwaad gesproken over de moeder of de stiefvader. Hij en de moeder hebben ten aanzien van de minderjarigen contact over praktische zaken, maar ook dat verloopt niet zonder problemen. Het zal nooit meer goed komen tussen hem en de moeder. Daar is hij altijd heel duidelijk over geweest. Hij geeft geen toestemming voor het onderzoek door het NIFP. De uitkomst van het onderzoek zal mogelijk leiden tot nog meer procedures en de vader ziet er de meerwaarde niet van in. De vader is erg moe van alle gebeurtenissen.

De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling derhalve toewijzen voor de resterende periode, te weten tot 9 mei 2022.
De kinderrechter stelt vast dat het de ouders tot op heden niet is gelukt om de situatie tussen hen beiden te verbeteren. De ouders moeten het zich aantrekken dat hun opstelling ervoor heeft gezorgd dat het na jaren nog niet is gelukt om de ontwikkelingsbedreiging van de minderjarigen – die met name ziet op de ingewikkelde verstandhouding tussen de ouders – op te heffen, ondanks dat hiervoor de benodigde hulpverlening voorhanden was. Nu de vader niet instemt met het door de GI beoogde onderzoek door het NIFP, lijkt de GI handelingsverlegen te zijn. De vader zou ook graag zien dat de ondertoezichtstelling wordt beëindigd. De kinderrechter vindt het hiervoor echter nog te vroeg. De kinderrechter vindt het van belang dat de GI de komende periode nogmaals beziet welke mogelijkheden er nog zijn om de ontwikkelingsbedreiging van de minderjarigen op te kunnen heffen. Indien de GI alsnog tot de conclusie komt dat niet-verlenging van de ondertoezichtstelling aangewezen is, moet zij het voornemen tot beëindiging op basis van artikel 1:265j BW voor te leggen aan de Raad voor de Kinderbescherming. Mogelijk kan de Raad vanuit zijn expertise advies uitbrengen over de mogelijkheden om vanuit de ondertoezichtstelling alsnog een vorm van hulpverlening in te zetten waarbij de ouders leren om met elkaar in gesprek te gaan, zonder dat daarbij te veel wordt teruggegrepen naar het verleden.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] met ingang van 9 december 2021 en tot 9 mei 2022;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 2 december 2021 door mr. B.J. Duinhof, kinderrechter, in tegenwoordigheid van F. Casant, als griffier.
(FC)
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 16 december 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.