OverwegingenRelevante feiten en omstandigheden
1. Eiser is een 59-jarige man die werkzaam was bij een bandenbedrijf voor 40 uur per week. Op 28 juli 2014 meldde hij zich ziek voor dit werk wegens een combinatie van psychische en fysieke klachten. Het gaat om knieklachten (beiderzijds, rechts meer dan links) en COPD. Daarnaast bestaan al geruime tijd stemmingsklachten waarvoor eiser behandeling volgt bij PsyQ vanaf maart 2013. Ook is sprake van aanzienlijke psychosociale problematiek, gerelateerd aan de zorg voor eisers meervoudig gehandicapte zoon.
Het UWV heeft in juli 2016 een eindewachttijdbeoordeling verricht op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Eiser is hierbij minder dan 35% arbeidson-geschikt geacht. Het UWV heeft in een besluit van 12 juli 2016 bepaald dat eiser geen recht heeft op een WIA-uitkering vanaf 18 augustus 2016. Het UWV heeft zijn bezwaren tegen deze beslissing ongegrond verklaard in een besluit van 24 oktober 2016.
In een besluit van 28 december 2017 heeft het UWV aan eiser een ZW-uitkering toegekend met ingang van 23 oktober 2017. Nadat deze uitkering is geëindigd heeft het UWV in een besluit van 10 januari 2018 bepaald dat eiser vanaf 28 december 2017 recht heeft op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW). Hij heeft zich op 26 december 2018 opnieuw ziekgemeld vanuit zijn WW-uitkering vanwege rechterschouderklachten. In een besluit van 6 december 2019 heeft het UWV in het kader van een Eerstejaars Ziektewet beoordeling (EZWB) bepaald dat eiser met ingang van 16 december 2019 weer geschikt is voor zijn eigen werk, en daarom geen recht meer heeft op een ZW-uitkering. Als 'zijn arbeid' is daarbij aangemerkt de eerder bij de WIA-beoordeling geduide functies. In een besluit van 3 februari 2020 heeft het UWV eisers bezwaren tegen het besluit van 6 december 2019 ongegrond verklaard.
Eiser heeft zich op 17 februari 2020 opnieuw ziekgemeld. Het UWV heeft in een besluit van 19 mei 2020 aan hem een ZW-uitkering toegekend. In het primaire besluit heeft het UWV bepaald dat eiser vanaf 3 augustus 2020 weer geschikt is voor zijn eigen werk. In het bestreden besluit heeft het UWV eisers bezwaren tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
2.
Op grond van artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW heeft een verzekerde bij ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebreken, recht op ziekengeld. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB, zie bijvoorbeeld de uitspraak van 5 juli 2017, ECLI: NL:CRVB:2017:2352) wordt onder 'zijn arbeid' verstaan de laatstelijk voor de ziekmelding feitelijk verrichte arbeid. Deze regel lijdt in dit geval in zoverre uitzondering dat, wanneer de verzekerde na gedurende de maximumtermijn ziekengeld te hebben ontvangen, blijvend ongeschikt is voor zijn oude werk en niet in enig werk heeft hervat, als maatstaf geldt arbeid, zoals die nader is geconcretiseerd bij de beoordeling van de aanspraak van de verzekerde op een uitkering op grond van de WIA. Van ongeschiktheid in de zin van de ZW is geen sprake indien de verzekerde geschikt is voor ten minste één van de functies die aan hem zijn voorgehouden bij de laatste vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid op grond van de WIA.
Waar gaat het in deze zaak over?
3. De rechtbank moet in deze zaak een oordeel geven over de vraag of het UWV zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser vanaf 3 augustus 2020 in staat was om tenminste een van de eerder (in het kader van de WIA-beoordeling) geduide functies uit te voeren.
Het medisch onderzoek van het UWV
4. UWV-arts [naam UWV-arts] heeft het eisers dossier bestudeerd en eiser psychisch en lichamelijk onderzocht op een spreekuur van 23 juli 2020. Hij rapporteert in een rapport van 28 juli 2020 dat eisers belastbaarheid op het gebied psychosociaal functioneren ongewijzigd is ten opzichte van december 2019. Met betrekking tot zijn knieklachten beschrijft eiser een nieuwe zwakheid, waarbij hij ongeveer twee keer in de maand door de knieën zakt. Bij lichamelijk onderzoek is echter geen sprake van atrofie in de onderste extremiteiten of instabiliteit van de ligamenten collaterale mediale en laterale. Omdat er geen medisch nieuwe objectiveerbare pathologie is voor de nieuwe klachten, acht de UWV-arts de eerder gestelde beperkingen met betrekking tot dynamische handelingen en statische houdingen nog steeds toereikend. Deze beperkingen zijn in lijn met het advies uit de curatieve sector, zoals blijkt uit het schrijven van 26 juni 2020 van orthopedisch chirurg [naam chirurg] . De UWV-arts concludeert dat de belastbaarheid zoals opgenomen in de FML van 2 december 2019 ongewijzigd van toepassing is, waardoor eiser geschikt kan worden geacht voor alle eerder (bij de WIA-beoordeling) geduide functies.
5. Verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts] heeft de beschikbare medische gegevens bestudeerd, en hij heeft eiser medisch onderzocht op een hoorzitting op 27 oktober 2020. Ook hij heeft de informatie van de orthopedisch chirurg van 26 juni 2020, informatie van de behandelend psycholoog van PSYQ van maart 2020 en de journaalregels van eisers huisarts betrokken in de beoordeling. De verzekeringsarts b&b rapporteert dat uit het bezwaarschrift, de gegevens verkregen bij de hoorzitting en de nieuwe medische informatie geen evident nieuwe medische feiten naar voren komen die aanleiding geven tot wijziging van het medisch verzekeringsgeneeskundig oordeel per datum in geding. Eiser is behoorlijk actief op micro-, meso-, en macroniveau, en hij heeft betekenisvolle contacten met zijn partner en kind. Opvallend is dat de afwezigheid uit het arbeidsproces zeker niet tot klachtenreductie heeft geleid. De eigen observaties tijdens de hoorzitting en de informatie van de huisarts sluiten aan bij de onderzoeksbevindingen van de primaire verzekeringsarts. De verzekeringsarts b&b neemt zijn visie daarom ook over. Er wordt niet voorbijgegaan aan eisers problematiek, noch aan het feit dat hij moeilijke tijden doormaakt en zich in een moeilijke situatie bevindt. De verzekeringsgeneeskundige beoordeling gaat echter over de beperkingen van een betrokkene als gevolg van ziekte of gebrek. Daarbij kan niet worden gesteld dat de huidige beperkingen discongruent zijn met de objectiveerbare afwijkingen zowel in fysieke als psychische zin. Eisers klachten zijn al jaren aanwezig en ook in wisselende mate. Volgens de verzekeringsarts b&b is hiermee in de FML van 2 december 2019 voldoende rekening gehouden. Deze FML is nog onverminderd van toepassing. Volgens de verzekeringsarts b&b is juist voor eiser het oppakken van de arbeidsrol in passende arbeid van belang. Werk geeft structuur, afleiding en zingeving. Afwezigheid uit het arbeidsproces heeft zelfs een negatief effect gehad op eisers klachtenbeleving. De verzekeringsarts b&b concludeert op basis van het voorgaande dat eiser op de datum in geding geschikt is voor de maatstaf 'zijn arbeid', te weten de eerder geduide functies (zoals inpakker en productiemedewerker).
6. Volgens eiser heeft het UWV geen zorgvuldig onderzoek gedaan, omdat geen informatie is ingewonnen bij de behandelend specialisten. Ook stelt hij dat hij in de primaire besluitvormingsfase alleen is onderzocht door een arts in opleiding, en dat hij in de bezwaarfase niet deugdelijk is onderzocht door een verzekeringsarts b&b. Hij stelt verder dat het UWV zijn beperkingen heeft onderschat. Eiser wijst daartoe op zijn toenemende psychische klachten, zijn rug-, knie-, en schouderklachten, COPD, slechte conditie, glaucoom, hoge bloeddruk en hoge cholesterolwaarde. Met name de knieklachten zijn volgens eiser dermate verergerd dat normaal functioneren nog amper mogelijk is. Volgens hem zorgen zijn klachten ervoor dat hij in zijn thuissituatie amper een rol van betekenis kan spelen, en dat het heel veel moeite en energie kost om de dag enigszins zinvol vorm te geven. Eiser heeft ter onderbouwing van zijn standpunt medische informatie ingebracht van radioloog [naam radioloog] van 16 juli 2019 en 12 mei 2021, en van GZ-psychologe [naam psycholoog] van 24 september 2021.
Beoordeling van de zorgvuldigheid van het medische onderzoek door het UWV
7. De rechtbank ziet onvoldoende aanknopingspunten in de dossierstukken om eiser te volgen in zijn stelling dat het medische onderzoek van het UWV op een onzorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden, en overweegt daartoe als volgt.
8. Eisers stelling dat hij in de primaire besluitvormingsfase alleen is onderzocht door een arts in opleiding slaagt niet. Hij heeft in de primaire fase weliswaar geen spreekuurcontact gehad met een geregistreerde verzekeringsarts, maar dit is ook niet vereist bij een onderzoek in het kader van artikel 19 van de ZW. Eiser is bovendien wel onderzocht door een (geregistreerde) verzekeringsarts b&b in de bezwaarfase. Verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts] was immers aanwezig bij de (fysieke) hoorzitting op 27 oktober 2020, waarbij eiser is onderzocht middels observatie en het stellen van vragen. In wat eiser in bezwaar heeft aangevoerd heeft de verzekeringsarts b&b naar het oordeel van de rechtbank geen aanleiding hoeven zien om diepgaander onderzoek te verrichten. Eiser wordt daarom evenmin gevolgd in zijn stelling dat hij ondeugdelijk is onderzocht in de bezwaarfase.
9. Uit de rapporten van de UWV-artsen blijkt verder dat zij beschikten over voldoende inzicht in eisers medische situatie. Blijkens diens rapport heeft UWV-arts [naam UWV-arts] eisers dossier bestudeerd, en eiser psychisch en lichamelijk onderzocht op een spreekuur van 23 juli 2020. Verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts] heeft naast het bestuderen van de beschikbare medische gegevens en bijwonen van de fysieke hoorzitting ook informatie van de orthopedisch chirurg van 26 juni 2020, van de behandelend psycholoog van PSYQ van maart 2020 en journaalregels van eisers huisarts betrokken in de beoordeling. Eiser wordt daarom niet gevolgd in zijn stelling dat het UWV ten onrechte geen informatie heeft ingewonnen bij de behandelend specialisten. Gezien het voorgaande beschikten de UWV-artsen over voldoende inzicht in eisers medische situatie. Uit de rapporten van de verzekeringsartsen blijkt ook duidelijk dat zij op de hoogte waren van eisers psychische en fysieke klachten. Deze hebben zij ook kenbaar betrokken in hun beoordeling. Verder is de uitkomst van het medisch onderzoek voldoende onderbouwd.
10. De rechtbank merkt ten overvloede op dat eisers persoonlijke relaas over zijn klachten en beperkingen, en de effecten daarvan op zijn thuissituatie invoelbaar zijn. De enkele omstandigheid dat de UWV-artsen de door hem ervaren klachten op een andere manier hebben gewogen dan dat hij die ervaart, betekent echter niet dat hun oordeel onzorgvuldig of onjuist is. De subjectieve beleving van klachten is volgens vaste rechtspraak namelijk niet beslissend bij de beantwoording van de vraag welke beperkingen in objectieve zin bij eiser zijn vast te stellen. Van belang zijn alleen de medisch te objectiveren beperkingen.
De door eiser overgelegde medische informatie
11. De door eiser overgelegde informatie van radioloog [naam radioloog] van 16 juli 2019 en 12 mei 2021 bevat geen concrete medische informatie die aanleiding geeft om te twijfelen aan de overwegingen en conclusies van de UWV-artsen. Uit deze informatie kan in ieder geval niet worden opgemaakt dat eiser klachten heeft waarvan het UWV niet op de hoogte was, dan wel dat sprake is van (ernstige) aandoeningen op basis waarvan eiser meer beperkt moet worden geacht. De informatie van GZ-psychologe [naam psycholoog] van 24 september 2021 bevat evenmin nieuwe aanknopingspunten om aan te nemen dat sprake is van meer beperkingen dan waarvan het UWV is uitgegaan. [naam psycholoog] stelt weliswaar diagnoses en geeft een met eiser opgesteld preventieplan weer, maar er is geen sprake van informatie waarvan het UWV niet op de hoogte was. Met betrekking tot de door de GZ-psycholoog gestelde diagnoses merkt de rechtbank ten overvloede op dat een diagnose in arbeidsongeschiktheidszaken niet bepalend is. Volgens vaste rechtspraak van de CRvB op dit punt (zie onder meer de uitspraak van 2 december 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:3033) gaat het slechts om de naar objectieve maatstaven vastgestelde beperkingen. 12. Het UWV heeft dan ook terecht heeft bepaald dat eiser vanaf 3 augustus 2020 weer geschikt is voor zijn eigen werk. Het beroep wordt ongegrond verklaard. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.