ECLI:NL:RBZWB:2021:6422
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de geschiktheid voor arbeid na Ziektewetbeoordeling
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het UWV. De eiser, een 59-jarige man, had zich ziekgemeld vanwege psychische en fysieke klachten en ontving een Ziektewetuitkering. Het UWV had in een besluit van 6 december 2019 bepaald dat hij met ingang van 16 december 2019 geen recht meer had op deze uitkering, omdat hij geschikt werd geacht voor zijn eigen werk. Eiser ging tegen dit besluit in beroep, omdat hij meende dat het UWV zijn beperkingen had onderschat en geen zorgvuldig onderzoek had gedaan.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV een eindewachttijdbeoordeling had uitgevoerd en dat de verzekeringsartsen van het UWV zowel lichamelijk als psychisch onderzoek hadden gedaan. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsartsen voldoende inzicht hadden in de medische situatie van eiser en dat hun conclusies goed onderbouwd waren. Eiser had medische informatie ingebracht van verschillende specialisten, maar de rechtbank vond deze informatie niet overtuigend genoeg om te concluderen dat het UWV onterecht had geoordeeld over zijn geschiktheid voor arbeid.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het UWV terecht had vastgesteld dat eiser per 16 december 2019 weer geschikt was voor zijn eigen werk en dat hij daarom geen recht meer had op een ZW-uitkering. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.